Ditmaal een Youtube-clip als muziekje bij dit Denkwolkje over het orkest…
Waarom wordt iemand muzikant? Welke invloed heeft de muziek op de persoonlijkheid? Heeft de muzikant bepaalde eigenschappen die iemand anders niet heeft? Indrukwekkende vragen, en – laten we hopen – met nog veel interessanter antwoorden. Ik heb me gewoon voor de aardigheid maar eens door de Engelstalige tekst van een psychologisch onderzoek geworsteld en wil je graag mijn bevindingen meedelen. Sommige alinea’s zijn vertalingen, andere een commentaar of verkorte samenvatting van hele pagina’s waarvoor niemand in deze tijd van “information overload” nog te tijd wil en kan vrijmaken om te gaan lezen. Met zo weinig over deze onderwerpen beschikbaar in de Nederlandse taal kan ik in deze vrij vertaalde, omgevormde en toegevoegde teksten geen kwaad zien…
Zelfs voor de meest begaafde geldt dat er, in de jonge jaren vaak, met veel doorzettingsvermogen gewerkt is aan het leren bespelen van een muziekinstrument. Zonder dat geen muzikant. Een onderzoek uit 1957 leert ons dat: Een muzikant moet er rekening mee houden dat hij/zij (1) niet als vanzelf de meewerking van de omgeving zal krijgen (2) dat hij daarnaast andere beroepsvaardigheden moet ontwikkelen (3) dat hij voor het merendeel van zijn activiteiten als musicus op zichzelf is aangewezen… Interesse voor de muziek voor is in de meeste gevallen iets wat men in de kinderjaren ontwikkeld. Het huis dat muziek even belangrijk acht als het afmaken van het huiswerk en waar de ouders zingend de afwas doen, stofzuigen en croonend de allerjongste naar bed brengen, zal meer de kweekvijver zijn van een groot talent dan één waar een stel nukkige ouders een dictatuur laten gelden van bijvoorbeeld “zachter die herrie!”, of “kan dat gejammer /gejengel /geplonk /geschetter /gejank nou ‘s over zijn?!” Ieder kind heeft de behoefte om origineel en creatief te zijn maar er zijn relatief maar weinig mensen die daar ook hun leven aan willen wijden. In 1990 was de conclusie dat deze drijfveer alles van doen had met status en reputatie, de persoonlijke expressie, het inkomen en ook een zeker verlangen naar “onsterfelijkheid“. Creativiteit is niet uitsluitend een vorm van onschuldige spontaniteit zoals iedereen die heeft tijdens het kindzijn; het moet samengaan met de passie van de volwassene wat heel vaak hetzelfde is als zich, ook na de dood, willen laten gelden…” Creativiteit en muzikaal talent zijn misschien gekoppeld aan tweeslachtigheid of hermafroditisme. (Het woord of idee dat hier eigenlijk vertaald moest worden was androgyny, hetgeen in woordenboeken zal verwijzen naar hermafrodiet waarna je in de botanische sfeer de meeldraad en stamper als uitleg krijgt – het is aldus een taalgegeven met echt begrip alleen te vinden in de Griekse en antieke beleving: andro voor alles wat aan de man refereert en gyno, het vrouwelijke) Dit houdt zoveel in dat een muzikaal of creatief meer als iemand anders in staat is om op zowel een mannelijke als een vrouwelijke manier met zijn gevoelsleven weet om te gaan. Het is heel goed mogelijk dat iemand met een grotere interesse voor muziek meer van deze – hoe zullen we het noemen? – tweeslachtigheid in zich heeft. Er schijnt, volgens mijn bronartikel, momenteel aan de universiteiten bij onderzoekbureau’s en in de laboratoriums met zwaar wetenschappelijk onderzoek aan deze theorie gewerkt te worden… Voorpagina nieuws in de maak, niet waar? Je bent wat je speelt.. Elk instrument heeft zo haar eigen aantrekkelijkheden en welke uiteindelijk gekozen wordt is altijd een heel persoonlijke beslissing. Daarbij moeten we niet de jarenlange studie die nodig was om het te leren bespelen onderschatten; het aanleren van de techniek zal zeker van invloed zijn op de vorming van het karakter. Laten we voor de geaardheid van de verschillende muzikanten beginnen met het orkest. Alles lijkt koek en ei nadat de dirigent zijn afteltikjes heeft gegeven maar o wee, schijn bedriegt. Een impressie: Sinds het ontstaan van het symfonische orkest (zo’n 300 jaar geleden) blijkt er al een soort van vete te zijn tussen de kopersectie en de violen in het bijzonder. De violen vinden de blazers “onstuimig, brutaal, macho, onnozel, luidruchtig”. Zij op hun beurt zeggen van de strijkers dat zij overgevoelig zijn, watjes, ze houden niet van sport, en zijn bang om hun handen te bezeren of smerig te maken. Orkestleden zijn het er in het algemeen met elkaar eens: fluitisten zijn intelligent, vrouwelijk en heel vaak ook erg timide. Alleen de vioolbespelers en koperblazers vonden van zichzelf dat zij ook humoristisch waren – de percussionisten waren de enige die zichzelf als “sexy” beschouwden. Volgens een Amerikaanse humorist echter zijn percussionisten in het symfonieorkest christenmensen zoals ze bedoeld zijn in bijvoorbeeld het evangelie van Paul: vol geloof, afwachtend, vertrouwend en hartstochtelijk. De harp is, doelend op het probleem van het instrument gestemd houden, het perfecte instrument voor iemand met, alweer de zware christelijke overtuiging, omdat het je “nederigheid” aanleert.. Het onderzoek maakt helaas geen melding van hoe het met de psychologische geaardheid van de andere orkestleden gesteld is. Naast koper, hout, de snaren en percussie is er in het orkest enkel nog de piano en deze is, lijkt mij, meer het instrument van de componist, de persoon van wie verwacht wordt dat hij het gehele toonbereik en alle speeltechnieken kan interpreteren op zijn klavier. Hij of zij is wat dat betreft de multi-instrumentalist van het hele stel. De zangers en zangeressen worden sowieso nog niet echt gezien als instrumentalisten. Laten we dat, na het aanhoren van bijvoorbeeld het “scatten”, de drum-imitaties van de rapmuziek en de pogingen van tweederangs opera-zangeressen om de hoge C te halen, dan ook maar zo houden, lijkt mij. Je bent wat je speelt. In de populaire muziek is het wat dat betreft allemaal wat onsamenhangender en minder goed te definiëren. Anders dan het orkest, waar de ambitie van publiekelijk succes grotendeels het “pakkie an” is van de componist of dirigent, zijn in het geval van de populaire “groep” de muzikanten zelf die zich hiermee bezighouden. De leden hebben een naam, onderscheiden zich door kleding, persoonlijkheid of mythologisering via de roddelpers. Het belangrijkste streven lijkt het vermaak en wellicht tegenwoordig ook de marketing van de “act”; het instrument staat in dienst daarvan. Als er toch een karikatuur moet komen voor elke instrumentalist in de populaire muziek dan vraagt dat waarschijnlijk een compleet andere benadering van het onderwerp; ik zal een andere keer hier dieper op ingaan. Tot slot misschien ook nog een leuke wetenswaardigheid: de Grieken die zo’n beetje aan de basis staan van onze hele westerse denkwereld kende in hun mythologische beleving twee belangrijke muzikale goden, te weten Apollo en Dionysus (die later door de Romeinen omgedoopt is tot Bacchus). Apollo stond voor objectiviteit, duidelijkheid en zonder veel poeha gewoon de schone zaak voorstaan; het instrument waar hij vaak mee afgebeeld staat is de lier. De tokkelaars onder ons zullen dit zeker waarderen… De volgelingen van Dionysus daarintegen zullen meer de instrumenten kiezen waarop, misschien door een rietje, geblazen moet worden. Ik bedoel natuurlijk de saxofonisten, clarinettisten, hoboisten, enzovoort. Deze Dionysus werd geidentificeerd met subjectiviteit, emotionele losbandigheid maar ook sensualiteit. Waarom de lier – een snaarinstrument – en Apollo? Waarom Dionysus en de klanken van de wind? Na de Mesopotamiers en Egyptenaren waren het de Grieken – naast wellicht in Azië de Chinezen – die in de oudheid het civiliseren als hoogste ambitie hadden. De muziek was toendertijd zeer zeker al veel meer ontwikkeld dan het toeteren door bijvoorbeeld uitgeholde boomstammen van de holbewoners . Zo ver reeds, dat de geaardheid van een mythologische god in verband kon worden gebracht met een type instrument. Nu, zo’n 2500 jaar later valt daar nog steeds iets over te zeggen. Je bent wat je speelt. Of is het beter te zeggen dat je WORDT wat je speelt? Immers: wat is een mensenleven van zeg 90 jaar nou helemaal tegenover de leeftijd van de klank van een muziekinstrument? Hoeveel grootmeesters en virtuozen liggen er al niet begraven met de klanken van hun favoriete instrument nog steeds onveranderd in zwang? Maar gelukkig gaat het kiezen van een instrument zo goed als altijd zonder veel moeilijkheden; ik kan me niet een mislukt huwelijk van persoon en instrument voor de geest halen. Doe maar “zijn” en laat maar worden, het is alles als vanzelfsprekend in de muziek…
|