blanco

melodie.moonpub.net

de populaire muziek & haar deuntjes uitgelicht





De belangrijkste groep onder de rondtrekkende muzikanten, is ongetwijfeld die der zigeuners geweest. Het waas van geheimzinnigheid dat over hun afkomst ligt, is nooit geheel opgehelderd. Vermoed wordt dat zij aan het einde der veertiende eeuw verdreven zijn uit India. Daarna zou de zwerftocht over de wereld zijn begonnen.


In Europa werden de zigeuners niet direct met open armen ontvangen, ook in Nederland niet. In de vijftiende eeuw bij voorbeeld, werden er verordeningen tegen hen uitgevaardigd en er werden zelfs drijfjachten georganiseerd. In tegenstelling tot andere landen werden de zigeuners in Hongarije zonder vijandigheid ontvangen. De Hongaren waardeerden hen als ambachtslieden, maar bovenal als muzikanten. 

De naam ‘zigeunermuziek’ slaat meer op de wijze van uitvoering dan op het repertoire. Dit laatste ontlenen zij aan de volkswijzen van het land waarin zij vertoeven. De kracht van de zigeuner-muzikanten schuilt in de zeer speciale wijze van interpreteren. Toen in het begin der negentiende eeuw in Hongarije een nieuwe boerenmuziek ontstond, een muziek die het onderwerp van nationale trots werd, begonnen de Hongaren de naam ‘zigeunermuziek’ meer en meer te vervangen door ‘Hongaarse’ muziek. De zigeuners werden beschouwd als de uitvoerders zonder meer. Later zou het Hongaarse repertoire van de amusementskapellen, de zoete romancen en de csardassen, door Béla Bartók – die honderden voorbeelden analyseerde – als niet oorspronkelijk worden afgewezen.

De samenstelling der zigeuner-orkesten is door de eeuwen heen dezelfde gebleven: het cymbaal – eigenlijk cymbalom – het snareninstrument bespeeld met twee omwoelde hamertjes, twee of drie violen, de altviool, de klarinet, de cello en de contrabas. Bij grote bezettingen twéé cymbalen en twéé bassen. Nummer één is de solo-violist, de ‘primas’, die de voornaamste rol speelt in het muzikale drama. De echte primas begint met een bepaald motief van een lied of een willekeurige melodie. Hij neemt dit als onderwerp voor een discours, als een motto.

Hierop begint hij vagelijk te improviseren. Ononderbroken laat hij zijn fantasie gaan. Hij versiert zijn motief met gamma’s, dubbelgrepen, trillers en alle mogelijk fiorituren. Dit alles echter zonder zijn motief ook maar een ogenblik los te laten. Als een kunstig borduurwerk ontrolt zich het muzikale verhaal voor de geëpateerde toehoorders. Naast de primas zijn het ook de cymbalist en de klarinettist die van tijd tot tijd hun fantasie kunnen botvieren. De overige spelers zorgen voor de harmonische achtergrond en het ritme.

De meest geliefde vorm is de csardas, die begint met een larmoyant Lassan (romance) gevolgd door een Palótas (een ritmische twee-kwart). Hierna volgt gewoonlijk weer een romance om te besluiten met de Friska. De Friska, als regel niet te snel ingezet, wordt langzamerhand opgevoerd om te culmineren in een orgiastisch hoogtepunt.

De grootste primas aller lijden is ongetwijfeld Bihary geweest. Liefhebbers van zigeunermuziek maakten dikwijls grote reizen om hem te beluisteren. Men zegt, dat hij zelfs Beethoven onder zijn gehoor heeft gehad. In Bihary’s tijd was het gewoonte meerdere romances na elkaar te spelen. Pas later op de avond begon de dansmuziek. Wanneer Bihary improviseerde, wist hij een sfeer te scheppen die iets beklemmends kreeg. Van lieverlede werd het stil in de zaal. Het geruis van zijden rokken werd minder, het sabelgerinkel stierf weg en zelfs het zachte gekling-klang van de gouden kettingen was op het laatst niet meer te horen. De stilte werd dan adembenemend, zó – schrijft Franz Liszt – dat men tijdens de ‘Luftpausen’ een vlieg kon horen zoemen…

In het begin der negentiende eeuw waren de zigeunerorkesten op de vóórgrond gekomen. Het was al begonnen tijdens het Wener Congres, toen enkele magnaten hun eigen kapel meebrachten om daarmee op hun feesten de gasten in verrukking te brengen. Overdag deden deze muzikanten dienst als lakeien, ’s Avonds echter, als de champagne vloeide, begon hun eigenlijke taak. Zigeunermuziek werd de grote mode. De adel en dc grootgrondbezitters hadden er alles voor over de zigeuners voor hun feesten te engageren. Dc voorliefde voor deze muziek vormde ook een stimulans voorde beoefening van de oude nationale dans: dc csardas. In dc veertiger jaren waren het vooral baron Béla Weckheim en graaf Forjach die ervoor ijverden de csardas te doen herleven door hem op de aristocratische bals te introduceren. Later namen de middelklasse en dc boeren de csardas over.

De zigeunermuziek, die voor alles de kunst van een nomadenvolk was, begon echter door het voortdurend contact met de beschaafde wereld aan originaliteit in te boeten. Het scherp omlijnde karakter vervaagde meer en meer en de Hongaarse csardas werd een handelsartikel.

  De tenten, die zovele malen waren opgezet, werden voorgoed opgevouwen. Zij maakten plaats voor de grote hotels in de wereldsteden. De wagens met de afgetobde paarden, die krakend en zuchtend hun onnoemelijk aantal mijlen hadden afgelegd, werden vervangen door de zoveel comfortabeler treinen. Sedertdien snoven de zigeuners een nieuwe atmosfeer op. Zij proefden de luxe en wisten wat het zeggen wil veel geld te verdienen. Dit bracht onherroepelijk met zich mee, dat er concessies moesten worden gedaan aan de publieke smaak. Potpourri’s en walsen, wijzen die het grote publiek kende, kwamen op het repertoire. De zigeunermuziek, hoe langer hoe meer op de achtergrond geraakt, was op den duur niet meer dan een flauwe afspiegeling van de oorspronkelijke kunst. Het spelen, eertijds een ‘spel’, werd een métier, de zigeunermuziek een zaak.




Click to listen highlighted text!