|
Charlie Chaplin was één van de eerste grote filmsterren. Hij acteerde, produceerde en schreef zijn eigen scripts voor de meeste van zijn films. Veel van wat nu “Hollywood” heet, is dankzij hem ontstaan, hij was de taal van de film, zowel ten tijde van de stomme film als daarna met zijn eerste geluidsfilms. Zijn inventiviteit garandeerde steeds weer een gigantisch commercieel succes zonder dat hij hiervoor zijn articiteit hoefde te vergooien aan de smaak van het grote publiek. Wat meer kan een artiest wensen? Maar er is ook een kant aan Chaplin die nog niet zoveel de onder de schijnwerpers is gezet en nooit echt de volle waardering heeft gekregen die het misschien wel verdiende: Chaplin componeerde ook muziek. Zijn film Little Tramp was allereerst een stomme film die hij vele jaren nogmaals uitbracht als een geluidsfilm met een complete filmscore van zijn hand. Sommige van zijn composities werden later opgepikt voor een meer populaire versie en tenminste 1 song (Smile) lukte het om onderdeel te worden van het Great American Songbook. Net zoals vele musici kon Chaplin zich heel goed herinneren toen hij voor het eerst door de muziek geraakt werd bevangen met een passie die zijn hele leven lang zou aanhouden. In zijn autobiografie beschrijft hij hoe hij dwalend door de straten van London plotseling de muziek opmerkte die uit een kroeg schalde. “En er was muziek. Eureka! Het kwam vanuit de White Hart (een buurtkroeg) en klonk zo schitterend mooi in die straten en op het verlaten plein… Ik was daarvoor me nooit zo bewust geweest van melodieën maar deze klonk fantastisch en lyrisch, zo warm en geruststellend voor het gemoed. Ik vergat onmiddelijk al mijn zorgen en wanhoop en moest gaan luisteren. Het was toen dat ik me bewust werd van de kracht van de muziek en de schoonheid die het kan aanreiken is mij sindsdien ter voorbeeld geweest en het heeft me daarna nooit meer losgelaten”. Muziek kwam als vanzelf voor Charlie. Tijdens een tournee met een reisgezelschap maakte hij eens kennis met Debussy die op een avond de show bijwoonde. De componist verklaarde toen dat Chaplin “heel instinctief te werk gaat met zijn muziek en dans”. In 1915 al startte Chaplin zijn eigen muziekuitgeverij met nog maar 3 liedjes klaar voor publicatie. Daarnaast moeten we niet vergeten dat zijn enige Oscar ooit! niet voor zijn filmwerk was maar voor de muziek bij zijn film Limelight… Kortom: ook het muziekmaken zat Chaplin in het bloed. Misschien dat hij niet zo bekend is vanwege zijn werk als componist omdat hij helemaal niet geschoold was als musicus en arrangeur. Maar hij kon wel de cello bespelen, naast ook de viool, de piano en het orgel; hij probeerde zijn muzikale ideeën uit met een instrument of gewoon door de melodie te neuriën, altijd met de bedoeling om ze te gebruiken bij zijn film-scènes. Vervolgens ging hij dan aan de slag met een orkest en een arrangeur en te samen werkte ze aan de score voor de film. In de meeste gevallen kregen zij co-credits voor de muziek maar het was altijd Chaplin zelf die het laatste woord had en de rol van dirigent op zich nam. Er werd geen noot gespeeld die niet zijn akkoord had gekregen. Chaplin’s muziek lijkt soms een beetje ongezien – en ongehoord – aan ons voorbij te gaan; hoe geniaal hij de muziek als soundtracks bij zijn films gebruikt heeft, wordt niet altijd op de waarde geschat die het verdient. In plaats van humoristische muziek bij zijn vele grappige scènes koos hij voor romantische en meer melancholische arrangementen wat ongetwijfeld van invloed is geweest hoe wij de beelden tot ons nemen. Chaplin groeide op met de Britse music-hall traditie en hij maakte dan ook veel gebruik van walsjes, tango’s en foxtrotjes en met zijn muzikaliteit gaf hij het een soort van gratie die de actie op het scherm op een soort van ballet deed lijken. Hij maakte tevens gebruik van ‘leitmotieven” – een steeds weer terugkerend muzikaal thema voor elk personage – waardoor zijn films veel aan duidelijkheid wonnen… Bij de naam Charlie Chaplin denkt men misschien allereerst aan de Little Tramp. Deze twee zijn onafscheidelijk. De Little Tramp werd voor het eerst aan het publiek getoond met Chaplin’s tweede film Kid Auto Races at Venice uit 1914. Zowel Chaplin’s rol als de film zelf zijn niet echt bijzonder maar omdat het de eerste film is met de Little Tramp heeft het toch historische waarde. Chaplin zou de jaren daarna zich voortdurend bezighouden met verbeteringen aan het personage maar in de Auto Races is hij nog slechts een zwerverachtig type met niet veel meer grappen dan zijn tong uitsteken en wat kwajongensachtige rebelse streken. Nu we inmiddels aan veel beter gewend zijn, is het eerste optreden van de Tramp nogal saai. Het was eigenlijk pas in 1921 met zijn film The Kid dat het personage van de Little Tramp volledig ontwikkeld was; een proces dat dus zo’n 5 jaar lang heeft geduurd. De huispianist of organist van het theater was meestal degene die in de eerste jaren van de stomme film voor de muziek zorgde. Het waren veelal klassieke stukken of populaire ragtime en vaudeville nummers die gespeeld werden. Chaplin wist dat hij met The Kid iets bijzonders had en hij meende dat de film ook speciale muziek moest hebben voor nog meer impact en emotionele reacties bij het publiek. Hij zond de filmtheater’s suggesties voor de muziek bij zijn films; het was zijn eerste stap naar meer controle op de muziek en uiteindelijk volledige supervisie over het totale product. De film The Kid eindigde uiteindelijk met een volledige score van zijn hand als de soundtrack. The Kid is ontegenzeggelijk Chaplin. Het is allereerst de slapstick and gekkigheid die wij van hem gewend zijn maar het heeft ook een compassie en menselijkheid die de humor een doel geeft. Het is niet humor voor de humor alleen, je begrijpt als toeschouwer – en luisteraar! – meteen dat er meer bedoelt wordt dan een gemakkelijke schaterlach. De tragische scene waarin de kid wordt weggehaald bij de Little Tramp om weer terug te worden gebracht naar het weeshuis is hartverscheurend en de melodramatische muziek bij deze scene is dat eveneens. Dan, als de Tramp bezig is te ontsnappen via het dak wordt de muziek weer optimistisch en bij de achtervolging over de daken die daarop volgt, is het ook de muziek die synchroon met de beelden het een lichtvoetigheid meegeeft die perfect aansluit bij de beelden die we zien. Hoewel Chaplin al meerdere films had uitgebracht toen hij uiteindelijk United Artists oprichtte samen met D. W. Griffith, Douglas Fairbanks and Mary Pickford blijven de 8 titels die hij voor United Artist maakte ontegenzeggelijk zijn grootste werken. In 1942 herschreef Chaplin de muziek voor zijn eerste Tramp film voor United Artists: The Gold Rush 1925. De gereviseerde versie bevatte delen van de oude soundtrack maar ook voegde hij er klassieke stukken aan toe te samen met op volksmuziek gebaseerde thema’s die meer overeenkwamen met het romantische en het verlangen dat de film uitstraalt. Het kreeg stukken van Brahms, Rimsky-Korsakov en Tchaikovsky en ook een toendertijd populair volksliedje “Coming Through the Rye.” Jammer is dat de film ook één van Chaplin’s creatieve tekortkomingen laat horen: zijn voice-over. Dit was goedbeschouwd helemaal niet nodig geweest, immers één van de facetten die zijn films zo universeel maakt, is vermoedelijk juist de afwezigheid van gesproken taal. Maar ondanks dit is The Gold Rush toch één van Chaplin’s beste films en ook de film waarvoor hij – volgens zijn eigen woorden – herinnerd wou worden. De muziek die hij selecteerde maakte dat de film met kop en schouders boven de andere films van die tijd uitstak. Het bevat enkele van zijn meest beroemde scènes en toont Chaplin op z’n best in zijn rol van de charmante Little Tramp (ga nog een keer zijn “Oceana Roll Dance” zien en zie hoe subtiel en ritmisch hij de muziek in de scene heeft geplaatst – de scene die Moonpub Music gebruikt voor Slapstick Boogie!). Net als bij The Gold Rush verving Chaplin ook de score voor zijn film The Circus (1928) maar dat deed hij pas in 1967. De nieuwe score begint met een originele song gezongen door Chaplin zelf terwijl de openings-credits over het scherm loopt en we een jonge vrouw aan een trapeze zien. Ze lijkt dromerig, alsof ze iets in het leven mist zoals de camera haar observeert, geheel in overeenstemming met het lied. Het is een innemend openings-scene die de toeschouwer meteen in de wereld van dit soort artiesten brengt. The Circus werd pas enkele maanden na de eerste “talkie”, The Jazz Singer, uitgebracht. The Jazz Singer luidde het einde in voor de stomme film en Chaplin wist heel goed dat de dagen van films zonder geluid over waren. In de 1928 versie van de film gebruikte hij Irving Berlin’s “Blue Skies” – de song die Al Johnson in The Jazz Singer zong – om aan te geven dat de nieuwe tijd voor de film was aangebroken. The Circus eindigde met de Tramp weer achtergelaten en alleen. Maar Chaplin liet het er niet bij zitten en begon geluid te gebruiken voor zijn films hoewel hij dat niet in één keer deed bij zijn opvolger voor The Circus. Voor lange tijd probeerde hij op een inventieve manier het geluid en de muziek toe te voegen aan zijn films die nog steeds volgens de stijl van de stomme films gemaakt werden. “Het fijne aan het geluid was dat ik nu ook controle kon hebben op de muziek. Ik componeerde romantische stukken als contrast bij het zwerver-type. Dat soort elegante muziek gaven mijn slapsticks een extra dimensie. De arrangeurs begrepen dat niet meteen en vonden dat de muziek vooral grappig moest klinken maar ik probeerde ze uit te leggen dat het juist dit charmante contrast was dat het sentiment van de film nog beter zou uitdrukken. Zonder dat is een kunstwerk onvolledig”. City Lights, zijn meest romantische film, is de eerste Chaplin film waar hij de muziek onveranderd laat. Het begint met een luid fanfare orkest en de beroemde scene bij het standbeeld. Met behulp van de nieuwste technologie van die tijd voegt hij er wel geluidseffecten aan toe. Na de introductie van schetterende trompetten stapt de politicus het podium op om een speech te gaan geven. Maar in plaats van woorden en zinnen spreekt hij met een brabbeltaaltje dat niets zinnigs voorstelt. Dit kan zowel Chaplin’s commentaar zijn op het uitkramen van onzin van de politici maar het is niet onwaarschijnlijk dat het ook gewoon goed van pas kwam tijdens deze overgangsperiode van stomme film naar de “talkie”. Het standbeeld wordt onthuld en we zien de Tramp die daar rustig ligt te slapen. Het orkest zet The Star Spangled Banner in en iedereen stopt om het saluut te geven met de hoed op het hart gedrukt. Ook de Tramp doet dit maar daarna begint de achtervolging natuurlijk. Alweer een staaltje slapstick zoals alleen Chaplin dat kon doen, dit keer dus ook met geluid en muziek toegevoegd. Een van Chaplin’s meest schrijnende scènes is die waar hij – alweer op de vlucht voor een politieman – het blinde meisje tegenkomt die op de hoek van de straat haar bloemen verkoopt. De muziek die op dat moment speelt is gebaseerd op Jose Padilla’s La Violetera. Ook hier weer lijkt er zich een ballet af te spelen met de bewegingen (choreografie) in de scene perfect afgestemd op de muziek. Het gebruik van de geluidseffecten lijken op het eerste gehoor gewoon de geluiden te zijn die nu eenmaal altijd bij komedie te horen zijn, maar ook kunnen de geluiden afgeluisterd worden als zorgvuldig gearrangeerde elementen aan het nieuwe fenomeen van de geluidsfilm. Het meisje hoort het dichtslaan van het portier van de auto en meent dat de Tramp een rijk persoon moet zijn, wat meteen ook het plot van de hele film aangeeft – een klein detail met veel betekenis voor de film. Het is weer een voorbeeld hoe Chaplin ook het geluid gebruikte voor zijn verhaallijnen; zelfs 4 jaar na de laatste stomme film en met de “talkies” inmiddels in elk filmtheater op het grote doek, bewijst Chaplin nog steeds de meester van de stomme film technieken te zijn maar nu ook omgezet in geluidsmateriaal. De beroemde bloemenmeisje-scene heeft veel emotie en menselijkheid – een 2 minuten durende dialoog had dat niet zo schitterend kunnen doen als de choreografie en geluiden plus muziek van dit filmisch ballet. In de scène waarin de Tramp en zijn dronken miljonair vriend een chique nachtclub bezoeken, gebruikt Chaplin opnieuw zijn muziek om de scene op te tillen naar een hoger creatief niveau. In plaats van bijvoorbeeld een cartoonesk en chaotische score met xylofoons en blazers arrangementen voor het accent bij de gebeurtenissen op het scherm, maakt Chaplin gebruik van een schitterend walsje compleet met strijkers. Opnieuw is het de choreografie en de timing die zo perfect gesynchroniseerd wordt met de muziek die de scène doet uitstijgen boven het gewone slapstick werk. Dankzij zijn muziek lukt het Chaplin de soms primitieve grappen en grollen (van bv. iemand in het gezicht spuiten met soda sifon) een tweede laag mee te geven die zeker hebben bijgedragen aan het voortgaande succes van zijn films ook na het einde van de stomme film. Modern Times is een film uit de periode van de Great Depression. Het is niet zozeer een politieke film die openlijk commentaar geeft op de gebeurtenissen maar meer een maatschappelijke. Chaplin was een humanist in zijn overtuigingen en er in zijn films is daarvan veel terug te vinden; zijn grappen zijn niet enkel en alleen maar komisch, er zit veel humaniteit in. Zijn nu inmiddels tot standaard uitgegroeide song Smile is hiervan een goed voorbeeld hoewel het zoveel pathos laat horen dat het grenst aan overzoet melodramatisch gezang. De tekst van dit lied is niet door Chaplin zelf geschreven maar werd er 18 jaar later aan toegevoegd door de songwriters John Turner en Geoffrey Parsons die wel de tekst geschreven hebben aan de hand van de laatste scene en aftiteling van de film.
|