blanco

melodie.moonpub.net

de populaire muziek & haar deuntjes uitgelicht

Rod Stewart  – Ik ben een arbeider die de voetbalpool heeft gewonnen

Jip Goldstijn (1945 – 2002)

‘Nederland heeft het niet gemakkelijk gehad met Noord-Ierland hè? Ik zat thuis in Los Angeles en las het in een Engelse krant. 2-2. Hoe bestaat het, dacht ik. Maar toen begreep ik meteen dat het wat met George Best te maken moest hebben. Heb jij die wedstrijd gezien? Ja? Prima! Begin dan maar. Zag Cruijff er werkelijk uit als een beginneling, vergeleken met Georgie?’

Over zijn zoveelste bacardi-coke kijkt Rod Stewart me verwachtingsvol aan. Het mag dan een levensgroot cliché geworden zijn om de ster in kwestie te beschrijven als een volksjochie van de gestampte pot met wie je tijdens een ferme slok uren over voetballen kan praten, Rod Stewart zelf zal er zo weinig mogelijk aan doen om die image te veranderen.

Vlak daarvoor is hij de bar van Hotel Ambassadeur in Oslo binnengestapt, daarna heeft hij zich ervan vergewist of ik, de enige klant, de persoon ben die hij geacht wordt hier te ontmoeten en daarna heeft hij zich een straffe borrel laten inschenken door de Haagse nicht die hier bedient en die hem -zonder hem overigens te herkennen – bij het betreden van het etablissement betekenisvol heeft aangekeken. Geen wonder. Stewart loopt er behoorlijk opgemaakt bij, volgens hem een absolute noodzaak omdat zijn toch al niet florissante uiterlijk (‘Ik heb er nooit erg gezond uitgezien’) in de loop van de afgelopen nacht nog meer gleuven heeft opgelopen dan er sinds mensenheugenis al in zaten. Er was wat te vieren. Een binnengekomen telex meldde dat ‘Tonight’s the night’ de eerste plaats van de Amerikaanse hitparade gehaald had; de tweede keer dat zulks Rod Stewart in zijn carrière is overkomen (de eerste keer was met ‘Maggie May/You wear it we 11’ in 1971).

‘En melancholiek staarde de artiest naar zijn ontbijt,’ zegt hij als hij hoorbaar heeft genoten van zijn eerste slok. Het is vijf uur ’s middags. Het onderwerp is voetbal.

‘Dat is wat ik het meeste mis. Voor de rest kan Engeland zo langzamerhand de grond inzakken, maar het voetballen… Iedere journalist weet nou onderhand wel dat ouwehoeren over voetbal bij mij een uitstekende binnenkomer is, maar voor veel Amerikanen is dat een probleem. Ze beginnen vaak veelbelovend, maar na een minuut weet ik al dat ze de avond tevoren een foldertje van de Los Angeles Aztecs of de Connecticut Wildcats hebben doorgenomen. Ze begrijpen niet dat het dan gauw afgelopen is met de conversatie.’

Ik heb derhalve niets te vrezen. Ik héb Nederland – Noord-Ierland gezien en ik héb George Best de show van Cruijff zien stelen.

‘Ik heb in L.A. nog met George getraind,’ vertelt Rod. ‘We zijn vrienden. Tuurlijk, we voelen ons verwant. Twee jongens uit het volk die het op hun manier gemaakt hebben. Bovendien twee bannelingen. Hij op de vlucht voor de voetbalbond, ik voor de belastingdienst. Zo voelden we dat. We bereidden onze thuiskomst voor. Hij onderhandelde met Fullham en ik zou een Engelse tournee maken. Weet je, George is net als ik, een sentimentele opdonder. Hij heeft in Rotterdam zo fantastisch gespeeld omdat hij na drie jaar weer dat groene shirt aan had en nergens anders om, want bij Fullham loopt hij na die spectaculaire start al lang weer onzichtbaar te voetballen.’

Een paar dagen daarvoor is Stewart een tournee begonnen, waar alle haastig voorbereide tournees beginnen: in Scandinavië. Vier optredens in Noorwegen en dan nog wordt het ‘prestige-optreden’ in Oslo voorafgegaan door shows in het provinciale Bergen en Trondheim. Dan is Finland aan de beurt, vervolgens Zweden, daarna Denemarken en dan moet het wel zo’n beetje goed zitten. ‘Want,’ zegt Stewart, ‘dan komen we in de bewoonde wereld.’ Hetgeen wil zeggen de Jaap Eden Hal in Amsterdam. Een week daarna begint de langverwachte Homecoming Tour door Engeland die van 27 november tot 12 januari zal duren, precies de tijd die Stewart als belastingvluchteling in het Verenigd Koninkrijk vergund is.

Voor de zoveelste keer zijn we weer aangeland bij de belastingen die het Engelse popwezen een filiaal heeft doen openen in Los Angeles. Een paar weken geleden heb ik het er nog uitgebreid over gehad met de Britse leden van Fleetwood Mac; nu toont Stewart zich zeer geïnteresseerd en min of meer opgelucht als blijkt dat iemand als Mick Fleetwood veel van zijn Rods-inzichten deelt. Het staat hem al heel lang niet aan dat hij in sommige bladen is afgeschilderd als de zoveelste rijke stinkerd, die, te bedonderd en te gierig om aan zijn verplichtingen te voldoen, zijn toevlucht heeft gezocht in een onbeschaafd land waar de wet van de jungle geldt.

Stewart: ‘In Amerika betaal ik vijftig procent. Dat vind ik heel redelijk. De pogingen van sommige artiesten om zelfs daaraan te ontkomen door een kantoor te openen op de Bahama’s vind ik gewoon misdadig. Dat is diefstal van de maatschappij. Ik zou trouwens best bereid zijn iets meer dan de helft te betalen, die vijftig procent is mij niet zo heilig als de meeste bemiddelde Amerikanen. Maar in Engeland is het te gek geworden. De economie ligt op z’n kont en iedere cent is meegenomen. Dus moet dat van de popsterren en successchrijvers komen. Zo betaal je niet alleen inkomstenbelasting tot dik in de zeventig procent, maar ook een bepaalde belasting op waardevolle dingen waarin je de rest van je geld eventueel hebt belegd. Op een goede dag liet ik me voorrekenen – zelf houd ik dat niet bij, het interesseert me weinig en ik snap het toch niet – dat ik in feite 110% van mijn inkomen aan de staat moest afdragen en dat was het sein om er toch maar vandoor te gaan. Ik begrijp die zure reacties niet zo goed. Als ik nou de enige was die vluchtte, maar er wonen nu meer Engelse supersterren in Amerika dan in Engeland. We kunnen in Califomië zo een Engelse countryclub beginnen en de zaak van de contributie runnen zonder ooit een buitenlander toe te laten. Misschien neem ik daarvoor nog weleens het initiatief. Weer eens iets anders, want initiatief ontplooien, daar staat in Engeland onderhand de doodstraf op.

Graag,’ zegt hij diep gemeend, als ik voorstel het ook nog even over muziek te hebben. Stof genoeg. Dit is de eerste keer dat Rod zonder ook maar één van de Faces op het podium staat. Zelfs tijdens de ‘gala-opvoering’van Tommy, in 1973, was RonWood, zijn makker van het eerste uur, er ook bij. Stewart heeft een fantastische band bij elkaar, duur betaalde huurlingen van wie muzikaal gezien de Faces de schoenen niet zouden mogen poetsen. John Jarvis op keyboards, Carmine Appice op drums, Phil Chen op bas (Rods tweede Aziatische bassist na Tetsu) en drie formidabele gitaristen, een zeer oude wens van Stewart, die er altijd al zoveel op zijn platen gebruikte en wie het een doorn in het oor was dat de Faces op het podium de platensound onmogelijk waar konden maken.

Gary Grainger, Billy Peek (‘Die speelt Chuck Berry-licks beter dan Chuck Berry zelf) en Jim Cregan zullen later hun nieuwe werkgever in koor roemen. Cregan, op de transfermarkt weggekocht van Steve Flarley’s Cockney Rebel: ‘Ik zit er nu pas drie weken bij en Rod heeft steeds geïnformeerd of ik het naar mijn zin heb. Kijk, in de eerste week is zo’n ster dat natuurlijk haast verplicht, maar daarna hoeft het niet meer. De conclusie is dat Rod het gewoon meent als hij vraagt of alles O.K. is. Dat is ’n prima gevoel, want na twaalf jaar popmuziek had ik geen hoge pet meer op van de sociale bewogenheid van de popster voor het gewone werkvolk.’

Stewart desgevraagd: ‘Ja, ik probeer een optimale werksfeer te kweken. Dit zijn zulke grandioze musici, die wil ik te vriend houden. Maar niet alleen daarom. Na al die conflicten en wrijvingen in de Faces heb ik nou mijn zin met een band op de loonlijst die doet wat ik zeg. In het begin voelde ik me nogal onzeker als werkgever, maar nu ik de resultaten hoor ben ik ontzettend enthousiast.’

Heeft hij daarom Kenny Jones niet in de nieuwe formatie opgenomen, hoewel die drie weken geleden nog meerepeteerde?

Ongemakkelijke stilte, een fikse slok. Dan, bedachtzaam: ‘Kenny en ik hebben besloten toch maar niet met elkaar in zee te gaan. Het was heel vreemd geweest, jaren als elkaars gelijken in één band en nu opeens in de werkgever-werknemer-verhouding. Ik geloof dat dat nooit goed was gegaan. Toen ik uit de Faces stapte wist ik niet wat ik nou moest doen; ik had geen enkel plan. Toen ik weer zin had om te beginnen begreep ik dat ik nieuw bloed nodig had. Dat heb ik nu.’

Stewart en zijn band zullen op deze tournee voornamelijk het repertoire spelen van de uitermate succesvolle elpee’s ‘Atlantic Crossing’ en ‘A night on the town’. Van het klassieke Faces-repertoire is overgebleven ‘Maggie May’, ‘You wear it well’, ‘True Blue’ en ‘You keep me hanging on’, terwijl ‘Stay with me’ als toegift is ingestudeerd.

We breken op. Er zijn verplichtingen elders in Oslo. In de Penguin Lounche wordt de Noorse pers langsgevoerd om de stallen te bezichtigen. Stewart is al voetballend en drinkend hier anderhalf uur te laat gearriveerd en een kwartier nadat de eerste Scandinaviër heeft geïnformeerd naar ‘onze Britt’ geeft Stewart er geërgerd de brui aan. In de limousine terug naar het hotel legt hij uit dat hij weinig op heeft met die warme belangstelling voor zijn vriendin omdat hij er een vreemd soort voyeurisme in ziet.




Click to listen highlighted text!