blanco

melodie.moonpub.net

de populaire muziek & haar deuntjes uitgelicht

de eenmansindustrie Elvis Presley

Samuel Cornelius was een Amerikaanse radio-ondernemer en platenbaas, oprichter van het Sun-label. Hij was de ontdekker van Elvis Presley en stond aan de basis van de carrières van de artiesten Carl Perkins, Johnny Cash, Jerry Lee Lewis en B.B. King. Phillips geldt als pionier van de rock-‘n-roll en wordt gezien als een van de belangrijkste personen in de ontwikkeling van de twintigste-eeuwse moderne muziek.


– Elvis debut album 1956 –


Elvis My Happiness recording 1953






Arthur Crudup & Elvis That’s Alright



When Elvis met The Beatles BBC Radio play)








Elvis Presley – Aloha From Hawaii 1973



Het is een bekend verhaal. Sam Phillips heeft het menigmaal verteld. Maar voor Elvis Presley is de werkelijkheid altijd ongewoner geweest dan de fantasie.


Ik zat ‘s middags in de studio op Union 706, echt een heel goed adres, weet Sam Phillips nog, ‘toen er een jongeman voorbijkwam. We hadden ‘n voorgevel helemaal van glas, net als een winkelpui. Ik zag die jongeman steeds heen en weer lopen terwijl ik in de regelkamer bezig was de een of andere tekst te bewerken. Eindelijk kwam hij binnen, met zijn gitaar. Hij was erg verlegen. Je zag ‘t aan zijn hele manier van doen. Heel zenuwachtig. Hij zei tegen mijn secretaresse, Marion Keisker – we waren toen maar met z’n tweeën – dat hij een plaat wilde maken voor de verjaardag van zijn moeder.

Ze vroeg me of we hem konden opnemen. Ik antwoordde dat ik eigenlijk geen tijd had, maar omdat zijn moeder jarig was moest ‘t maar.’ Ik vroeg hem: “Wat doe je zoal?” Hij zei: “Ik kan niet zo goed zingen maar ik wil ‘t graag proberen. M’n moeder beweert dat ik ‘t kan.” En ik zei: “Goed, ga maar naar binnen en laat maar ‘s horen wat je kunt.”

Ze hadden het thuis arm. Zijn vader was los arbeider en zong af en toe gospelsongs. Ze waren vroom en gingen regelmatig naar de kerk. Elvis had een tweelingbroertje gehad, Jesse, die tijdens de geboorte gestorven was. Elvis was daarom grondig verwend door zijn moeder.

Hij kreeg alles wat zijn ouders maar enigszins konden betalen, al moesten ze het uit hun eigen mond sparen. Toen hij zeven was, had zijn moeder geld gespaard om een gitaar voor hem te kopen – voor twaalf dollar en vijfennegentig cent. Moeder Presley hoorde haar zoon graag droevige liedjes zingen zoals ‘Old Shep’, waar ze tranen van in de ogen kreeg. Maar als zanger, had Elvis aanvankelijk weinig succes. Toen zijn moeder hem liet meedoen aan een zangconcours voor amateurs op de kermis werd hij tweede.

Elvis was veel alleen en verborg zich liever in zijn slaapkamer dan te spelen met de andere kinderen. Zijn ouders dachten hun lot te kunnen verbeteren door te verhuizen naar Memphis, de dichtstbijzijnde grote stad en een centrum van handel en industrie.

Vader Presley kon er echter alleen maar part-time werk krijgen en het gezin moest gaan wonen in een negergetto. Elvis had na zijn schooltijd als suppoost in een bioscoop en later als vrachtwagencauffeur voor 41 dollar per week gewerkt, voordat hij in de zomer van 1953 twee opnamen maakte in de studio van Sam Phillips. Daarvoor betaalde hij vier dollar.

Het waren twee zoete, langzame liedjes: ‘My Happiness‘, een oud nummer van de Ink Spots, en een somber country-verhaal getiteld That’s When Your Heartaches Begin‘. Phillips’ aandacht was echter getrokken. ‘Hij zong net als Bill Kinney of de Ink Spots/ vertelde hij me. ‘Niet dat Bill Kinney of de Ink Spots nu een typische blanke of zwarte stijl hadden. Maar Elvis z’n stem had iets bijzonders en ik vermoedde dat zwarte muziek hem goed zou liggen. Ik vond dat hij een unieke stem had, maar wist niet of hij het commercieel goed zou doen.’

Phillips besloot materiaal te zoeken dat beter bij Elvis zou passen. Uit een opnamesessie met een groep, de Prisonnaires, in de strafgevangenis van Memphis, kwam een aardig nummer tevoorschijn: ‘Without Love‘, geschreven door een gevangene.

‘Dus ik liet mijn secretaresse bellen, om Elvis te vragen of hij langs wou komen om het te bekijken. Voordat ze de telefoon had neergelegd, stond hij al in de studio. Ik vroeg me af hoe hij zo snel had kunnen komen, zelfs met een auto, want hij woonde bijna twee kilometer verderop. Hij zei: “Ik ben komen vliegen.” ‘

De sessie had geen succes. Phillips besefte dat Presley de nodige ervaring miste om overtuigend over te komen. Maar hij probeerde het nog één keer. Hij riep twee opname-jongens bij zich, Scotty Moore en Bill Black, en vroeg of ze zoveel mogelijk materiaal met hem wilden doorwerken. Af en toe moesten ze ook een opname van hem maken om te horen of hij vooruitgang had geboekt.

Een half jaar lang bleef die uit. Elvis leek zich aan geen enkele stijl te kunnen houden.

‘De moeilijkheid was, zegt Phillips, ‘dat Elvis gewoon teveel muziek had gehoord. De ene keer klonk hij als een gladde country-zanger, de andere keer als een blanke crooner die love songs uit Hollywood parodieerde. Soms had hij zo mee kunnen zingen met een zwart straator-kestje dat blues speelde. Dan weer zat hij in de kerk hymnen te zingen. Vaak zong hij luider dan welke rhythm and blues-j ongen in Chicago ook. Elvis had het allemaal als een stofzuiger in zich opgezogen.’

Toch zette Sam Phillips door. ‘Hij wou ‘t allemaal bij elkaar doen en ‘t laten groeien,’ zegt een andere beschermeling, Conway Twitty (die eigenlijk Harold Jenkins heette). ‘Hij wist wat hij wilde horen en iedereen die de studio binnenliep — wat voor muziek hij ook zong — werd in een bepaalde richting geduwd, naar iets wat Phillips zelf wou horen.’ Maar Elvis wilde niet luisteren.

Phillips had het bijna opgegeven, zegt hij zelf. Ten langen leste vroeg Elvis of ze een versie mochten proberen van een lied van Arthur ‘Big Boy’ Crudup, dat tien jaar daarvoor al op de plaat was gezet. Scotty Moore weet er nog van te vertellen:

‘De microfoons waren uitgeschakeld, dus Elvis was ontspannen. Hij vergat alle aanwijzingen, pakte zijn gitaar en timmerde er op los. Bill Black begon op de bas te slaan en ik deed mee — met een hoop lawaai maken, dachten we. De deur van de regelkamer stond open en toen we halverwege het nummer waren kwam Sam binnenrennen en riep “Wat voeren jullie in godsnaam uit ?” We antwoordden: “Geen idee.” Hij zei: “Ontdek ‘t dan maar gauw en vergeet ‘t niet. Speel ‘t nog een keer en zet ‘t op de band.” Het lied heette ‘That’s Alright, Mama’.’

‘Ik vroeg Elvis waarom hij dat nummer niet eerder had gezongen, zegt Phillips. ‘Hij antwoordde dat ‘t niet eerder bij hem opgekomen was. We moesten ook iets op de B-kant van de plaat hebben en daarom ramde hij ‘Old Blue Moon of Kentucky’ van Bill Monroe er vlug even uit. Ik zei tegen mezelf: “Niet te geloven. We staan op het punt een zuiver blank country ‘n’ western-lied uit te geven, met aan de achterkant een zuiver zwart lied.” ‘

‘De plaat kwam uit en iedereen vond dat het belachelijk was. Ik speelde de blues-kant voor iemand van een zwart radiostation en hij zei: “Die jongen kraait als een haan die ze moeten verbieden na zonsopgang zijn bek nog verder open te doen.” Dus ik ging met de country-kant naar een blank radiostation en de omroeper zei: “Sam, als ik dit draai, trappen ze me de stad uit. Ik moet zuivere en eenvoudige country music draaien.” ‘

Van ‘That’s Alright, Mama‘ werden uiteindelijk redelijk veel platen verkocht, maar alleen in Memphis. Na enige tijd stond het bovenaan op de hitparade. Maar Elvis was zo verlegen dat hij ineenkromp bij de gedachte aan een live-optreden, terwijl dat toch zo belangrijk voor hem was. Sam Phillips deed geweldig zijn best. Het eerste optreden voor publiek vond plaats in een nachtclubje in Memphis-Oost en Elvis was doodsbenauwd.

Phillips probeerde het nog een keer.

‘Ik liet hem in het Overton Park in Memphis zingen bij Slim Whitman, een van de vurigste country-mensen van die tijd. Toen ik er binnenkwam greep Elvis me vast. Hij was nat van het zweet en trilde van de zenuwen. Ik moest hem oppeppen. Ik zei tegen hem: “Elvis, je redt ‘t best.” Hij kreeg een daverend applaus en daarna hebben we geen moeilijkheden meer gehad.’

Phillips liet Elvis meedoen aan het radioprogramma Louisiana Hayride, en daarna in de Grand Ole Opry. Hij trad op in bars, op kermissen en scholen en maakte nog wat meer platen. De geruchten verspreidden zich, zij het langzaam, tot in Ohio. Pat Boone, toen een populair zanger met songs op de hitparade, had zich bereid verklaard op te treden op een schoolconcert om discjockey Bill Randall een plezier te doen.

Boone vertelde me:

‘Bill kwam naar me toe en zei: “Er komt vanavond een nieuwe knaap met je optreden. Het wordt een grote ster.” Ik zei: “O ja? Ken ik hem?” Bil antwoordde: “Ik denk van niet. Hij heet Elvis Presley.” Ik kende zijn naam wel, ik had die eens ergens op het platteland in een jukebox gezien. Dus ik lachte en dacht bij mezelf: Zo’n boerenpummel? En dan ook nog Elvis Presley heten? Hoe kan dat ooit een ster worden? Maar toen Presley opkwam en begon te schudden werden de kinderen helemaal gek. Ik was blij dat ik een hit had, want ik kwam na hem.’

Toch leek het haast onbegonnen werk om Elvis Presley aan een groter publiek te verkopen. ‘Wanneer we op tournee gingen,’ zegt een van Elvis’ collega’s bij Phillips, Carl Perkins, ‘namen we een vrachtwagen vol platen mee. We maakten reclame voor onszelf. We gingen de stad in en zochten de dichtstbijzijnde discjockey op.’

De muziek was niet zo populair als de legende ons wil doen geloven. Conway Twitty herinnert zich nog een bezoek aan Canada in de begintijd.

‘Toen we bij de club kwamen waar we een contract hadden voor twee weken, hadden we een zwarte broek en zwarte overhemden aan, met witte riemen, witte schoenen en witte dassen.

De eigenaar bekeek ons en vroeg: “Wat zullen we nou hebben?” De eerste avond dat we op het toneel stonden en er lekker tegenaan gingen, werd die vent bijna gek. Hij riep: “Mijn God, zet dat ding af! Zet af!” Dat deden we en het publiek begon te vertrekken. Ik zei tegen de andere jongens van de band: “Hij kan me wat. Zet maar weer aan.” Toen vertrokken de barkeepers. De avond daarna speelden we voor een lege zaal.’

Sam Phillips beweert nu dat hij er geen idee van heeft hoe het nieuws in de wereld kwam dat hij van plan was het contract van Elvis Presley te verkopen maar het was wel zo. Carl Perkins had dezelfde stijl als Presley en Phillips werkte nooit met twee artiesten met dezelfde stijl. Bovendien had hij geld nodig om met zijn nieuwe beschermeling aan de weg te timmeren. ‘Ik was toen arm, en dat ben ik nog steeds,’ zegt hij.

Colonel Parker

De twintig maanden waarin hij bezig was geweest met Elvis hadden hem veel geld gekost.. Presley’s contract liep nog twee jaar en daarom belde Phillips Colonel Parker, een bekend theaterman uit het zuiden, die naar hij vermoedde verantwoordelijk was voor de praatjes dat Elvis te koop was. Parker, in zijn hotel in New York, beweerde volmaakt onschuldig te zijn. Maar aan het eind van het gesprek vroeg hij: ‘Zeg, is die Presley eigenlijk te koop?‘ ‘Ik wil met iedereen praten die een zakelijk voorstel doet,’ antwoordde Phillips. Parker zei: ‘Vanavond ben ik in Memphis.’

De colonel was een charlatan. Hij was begonnen als verkoper van hot dogs en frisdranken op kermissen en feestavonden. Later had hij een eigen nummer – dansende kippen. Na de kippen begon hij met mensen en werd hij een van de grootste impresario’s van Nashville. Hij was manager van Hank Snow en Eddy Arnold, twee van de grootste country-sterren in het begin van de vijftiger jaren, en begon hij de Opry concurrentie aan te doen met zijn tournees. Voor Parker betekende rock ‘n’ roll: dollars.

Terwijl Presley in het zuiden enige naam verwierf, was de storm, ingeluid door Bill Haley’s ‘Rock Around the Clock‘, reeds opgestoken in het noorden. De muziekindustrie had niet het flauwste benul van wat er aan de hand was, maar als de jongeren dol waren op dat belachelijke lawaai, dan was het haar taak om ze alles te geven wat ze maar wilden slikken.

Ze begonnen bij de vleet ‘rock’-zangers te contracteren, met in het achterhoofd de gedachte dat Bill Haley wel eens een soort Johannes de Doper kon zijn en er na hem iemand zou kunnen opdagen die nog groter en nog beter en nog winstgevender was. Colonel Parker zorgde ervoor dat voor de platenmaatschappij voor Elvis, de zegen viel op RCA Victor.

Sam Phillips en zijn Sun Records verkochten Elvis Presley voor wat toen een enorme som was: vijfendertigduizend dollar. RCA nam ook een cheque over ter waarde van zesduizend dollar, voor royalty’s aan Elvis. In januari 1956 maakte Elvis zijn platendebuut bij RCA. Binnen een maand stond het nummer op de top van elke hitparade ter wereld. Het bleef daar acht weken staan en er zijn uiteindelijk drie miljoen exemplaren van verkocht. Het heette ‘Heartbreak Hotel‘.

Elvis’ stijl is niet te omschrijven. Hij zong country, gospels, rhythm and blues en pop — alles door elkaar. Zijn stem veranderde voortdurend. In elk lied was zijn stemming weer anders. Het enige wat constant bleef waren de sex en de opwinding. (‘Wij hebben nooit sex of bakkebaarden verkocht, beweert Bill Haley.’ Als we dat hadden gewild, hadden we andere kleren aangetrokkén.‘) De enige god was die van de sensatie.

Naarmate zijn zelfvertrouwen toenam, werd het optreden van Presley nog laxerender dan zijn platen, vooral gastoptredens in t.v.-programma’s als die van Ed Sullivan en Steve Allen. Hij kwam loerend vanonder zijn wenkbrauwen en zenuwachtig bewegend het podium op, zijn haar tot over zijn ogen en een scheve grijns op zijn gezicht.

Zodra de muziek begon, werd hij wild. Zijn lichaam schokte alsof het op dezelfde stroombron was aangesloten als zijn gitaar. Zijn heupen begonnen te draaien en zijn benen trilden als drilboren. Hij trok pruilmondjes en stampte en liep alsof hij je met zijn benen bespotte. Op het podium sprong hij op en neer als de chauffeur van een jeep op een omgeploegd veld. Op de t.v. mocht hij van de sponsors alleen maar met het bovenlichaam gezien worden.

De critici walgden van hem. Dominees noemden hem zondig. In Miami werd hij aangeklaagd wegens onzedelijk gedrag. In San Diego besloten de gemeenteraadsleden zijn optreden te verbieden tenzij hij geen enkele ‘vulgaire beweging‘ zou maken. Een zieleherder van de baptistengemeente in Des Moines noemde hem ‘moreel krankzinnig‘.

Volgens een communistische Oostduitse krant was Elvis Presley ‘een wapen -in de psychologische oorlogvoering van de Amerikanen, met als doel een deel van de bevolking te besmetten met een nieuwe filosofische beschouwing van de onmenselijkheid… om alles wat mooi is te vernietigen en de mens oorlogsrijp te maken.’

In feite wist niemand precies wat Elvis was, een country-zanger, een blues-artiest of eenvoudigweg een gril van de natuur. Maar het maakte niet uit wat voor naam je hem gaf. Voor de jongeren was Elvis alles waar ze naar verlangden, al was het ook onderbewust: sex, woede, onafhankelijkheid, brutaliteit. En oneindig veel energie.

Carl Perkins vertelt: ‘Het was ongeveer in de tijd dat de jongeren zeiden: ‘Ik wil niet dat pap en mam kleren voor me kopen. Geef mij die dollar maar, dan koop ik zelf wel een leren pet.” En met de muziek ging het net zo.’

Ze vormden een generatie die niet aan de oorlog had deelgenomen, niet het schitterende ideaal gekend had om vrede op aarde te brengen. De sfeer in het midden van de vijftiger jaren was er een van desillusie. De jongeren kregen een hekel aan alles wat met het verleden te maken had en wilden muziek die hun gevoelens vertolkte— ‘de passie van een ogenblik zonder betekenis,’ zoals Phillips het zei. Elvis was van hen, bezit van de teenagers. Geen enkele buitenstaander, geen enkele bemoeizuchtige volwassene kon zijn geheimen doorgronden.

Onder leiding van Colonel Parker werd Presley een eenmansindustrie. Binnen twee jaar haalde hij honderd miljoen dollar binnen. Hij maakte vier geweldige films. Voor een persoonlijk optreden kreeg hij vijfentwintigduizend dollar per avond, twee keer zoveel als het vorige record. Je had Elvis Presley-spijkerbroeken, Elvis Presley-T-shirts, Elvis Presley-haarborstels, speel-goedhondjes, balpennen, bermuda shorts, knie-kousjes en kauwgum. Agenda’s, knopen, speldjes, haarspelden, lichtgevende sokken, lippenstift, w.c. papier, meer dan vijftig artikelen ter waarde van miljoenen dollars.

Als hij een jacht wilde, kocht hij niet zo maar een jacht, maar het presidentiële jacht Potomac waarop Roosevelt en Churchill het Atlantisch Handvest hadden ondertekend. Een televisie-omroep bood Presley vijftigduizend dollar voor één enkel programma. ‘Goed, zei Parker, ‘daar neem ik genoegen mee. Maar hoeveel krijgt Elvis?

Ik ben niet van plan me door mijn roem te laten beïnvloeden,’ zei Elvis in een van de weinige interviews die hij gaf. ‘God heeft me een stem gegeven. Als ik tegen God wil opboksen, kan ik wel inpakken.’

De geest van de country music leefde voort.


Op 16 augustus 1977 overleed Elvis Presley, 42 jaar oud, in zijn woonplaats Memphis. De officiële doodsoorzaak: een hartaanval. Elvis leed al enige jaren aan een hinderlijke vetzucht. Hij werd daarvoor een paar maal geopereerd. Geruchten wilden dat de dikte van Elvis indirect werd veroorzaakt door de enorme hoeveelheid pillen die hij slikte. Men beweerde ook dat dit de reden van zijn plotselinge overlijden was. De doktoren spraken deze berichten weer tegen.

Zeker is dat met de dood van Elvis Presley een opmerkelijke en zeer belangrijke periode in de geschiedenis van de lichte muziek werd afgesloten, die postuum verlengd werd want meteen na het overlijdensbericht kregen de platen van Presley opnieuw alle aandacht in de winkels.

Zijn films werden gerenoveerd om — voor veel geld — weer in roulatie te worden gebracht. Kortom de commercie-molen ging meteen op volle toeren draaien. Een voordeel daarbij was dat de glans van de rock ‘n’ roll-glorie weer wat opgepoetst werd en de jongste generatie de gelegenheid kreeg kennis te maken met een man die door zijn muziek zo’n dominerende rol gespeeld heeft in de jaren vijftig en zestig.





Click to listen highlighted text!