|
In Amerika waren de artiesten die de beste platen maakten uit het begin van de rockperiode, op enkele duidelijke uitzonderingen na, nogal sloom en niet erg aantrekkelijk om te zien. Buddy Holly had een paar kapotte tanden en droeg een ziekenfondsbrilletje. Bill Haley was dik en van middelbare leeftijd. Toch kwamen ze muzikaal heel anders over. Gene Vincent klonk als een misdadiger die je de keel zou afsnijden zonder met zijn ogen te knipperen of een maat van ‘Be-bop-a-lula‘ over te slaan. Maar toen Jack Good hem overhaalde naar Engeland te komen, waar Vincent op het vliegveld werd begroet door een hysterische menigte fans, was hij stomverbaasd. Uit het vliegtuig stapte een kalme, beleefde zuiderling die naar Good boog en zei: “Het is een groot genoegen kennis met u te maken, meneer, en ik ben er trots op dat ik naar uw prachtige land mocht komen.’ Good weet nog dat hij dacht: ‘Mensenkinderen, dat wordt niks —het Engelse publiek is niet op zo’n schok voorbereid. Vincent zal wat aan zijn image moeten doen.’ ‘Gelukkig had Vincent last van zijn ene been — hij had een motorongeluk gehad en liep met een beugel. Dat bracht me op een idee. Toen hij daar zo liep te hinken, bedacht ik dat hij een soort Richard III moest worden, geheel in het zwart gekleed, zelfs met zwarte handschoenen. Hij moest zijn schouders optrekken en een beetje luguber de camera inkijken voor hij begon te zingen. Bij zijn eerste t.v.-optreden liet ik hem een paar trappen aflopen, zodat goed duidelijk werd dat hij mank liep. Ik gaf hem ook een medaillon om zijn nek zodat hij er nog Shakespeariaanser uitzag. Toen ik hem voorzichtig de trap af zag lopen liep ik helemaal achter het decor om en riep: ‘Hinken, man, hinken!’ |