blanco

melodie.moonpub.net

de populaire muziek & haar deuntjes uitgelicht

It’s Getting Better All The Time: The Beatles & de Deugd-Ethiek

It’s Getting Better All The Time



Money – that’s what I want


Can’t  Buy Me Love







De deugdethiek in 2 minuten uitgelegd




Mean Mister Mustard | Dirty Old Man


de meest schunnige 1:40 minuten
van het hele Beatles-repertoire






The Beatles staan misschien niet bekend als echte moraalfilosofen, maar hun teksten illustreren wel heel treffend de gezichtspunten van de filosofische zedenleer, denkbeelden die helemaal teruggaan tot de oude Grieken.


Dit is de traditie die bekend staat als ‘deugd-ethiek‘. Terwijl andere belangrijke ethieken universele principes benadrukken, zoals Kants categorische imperatief en John Stuart Mill’s utilisme, richt de deugd-ethiek zich op het persoonlijke karakter. In plaats van te vragen: “Aan welk principe moet ik gehoorzamen?” vraagt de deugd-ethicus zich af: “Wat voor persoon zou ik moeten zijn?”

De belangrijkste onder deze deugd-ethici is Aristoteles. Hoewel hij van zijn mentor Plato de nadruk op het moreel karakter erfde, was hij de eerste die de “Deugd” systematisch catalogiseerde en analyseerde, wat hij deed in zijn klassieke boek Nicomachean Ethics.

Tot op de dag van vandaag profiteren zowel filosofen als leken van deze benadering van Aristoteles. In feite illustreren de teksten van de Beatles (en soms ook hun levenswijze) vele aspecten van Aristoteles’ ethiek, met name zijn theorie met betrekking tot de Deugd.

Geluk is een contemplatief leven

Volgens Aristoteles streeft elk menselijk streven naar iets goeds. Geneeskunde is gericht op de gezondheid van het lichaam; onderwijs is gericht op het verwerven van kennis; en timmerwerk richt zich op de bouw van meubels, huizen en dergelijke. Maar het menselijk leven kan niet alleen maar bestaan uit zo’n grote verscheidenheid aan goed-doenerij waarvoor wij bereid zijn om te zwoegen en zweten. Er moet een overkoepelend doel of bestemming zijn, een universeel “goed” voor het menselijk leven in het algemeen. Dit, volgens Aristoteles, is het geluk of eudaimonia, het goede (lees: deugdzaam) leven in de ruimste zin van het woord. Maar wat betekent het om gelukkig te zijn door “goed” te leven?

Aristoteles beweerde dat er in wezen drie antwoorden op deze vraag zijn, tenminste zoals blijkt uit de vele verschillende manieren waarop de mensen er daadwerkelijk voor kiezen hun leven te ordenen. Sommigen streven het leven na dat vol met plezier is, of waarin geld het hoofddoel is. Deze houding komt tot uiting in het klassieke nummer Money: “Geld koopt niet alles, dat is waar. Maar wat het niet kan krijgen, heb ik ook niet nodig. Dus: geef me geld – dat is wat ik wil.’

Maar dit perspectief negeert iets heel belangrijks, zoals de Beatles ons eraan herinneren in Can’t Buy Me Love. Er zijn dingen die niet met geld te koop zijn, en 1 van die dingen is de echte liefde.

Het probleem, zegt Aristoteles, is dat geld “alleen maar nuttig is ter wille van iets anders“. Dus een leven dat geordend is rond het verwerven van rijkdom is fundamenteel misplaatst en kan niet echt ook een gelukkig leven zijn, ongeacht hoe groot iemands rijkdom is. 

Er zijn inderdaad mensen die “de wereld winnen en hun ziel verliezen. / ze weten het niet; ze kunnen niet zien. / Ben jij een van hen?” (Within And Without You).

Een ander veelvoorkomend streven is de eer, de verering, de glorie, om bij de anderen in een hoog aanzien te staan, of dat nu de vorm aanneemt van een politieke aspiratie of, zoals het meisje in Drive My Car het uitdrukt, bekendheid in de entertainmentindustrie: ‘vroeg een meisje wat ze wilde worden / ze zei: “schat, kan je dat dan niet zien?” / ik wil beroemd worden, een ster op het scherm’

Hier is zelfs de liefde ondergeschikt gemaakt aan de zoektocht van dit arme meisje naar persoonlijke roem. Hoe absurd deze houding ook lijkt, het is eigenlijk heel herkenbaar. Veel mensen zouden – en doen dat in feite ook – zelfs hun meest dierbare relaties opofferen omwille van hun eigen ambitie.

Natuurlijk faalt het hebben van een hoge reputatie in het leven meestal, simpelweg omdat het te oppervlakkig is. Zoals Aristoteles opmerkte, hangt het af van “degenen die eer schenken in plaats van van hem die het ontvangt“. Iets dat zo gemakkelijk van een persoon kan worden afgenomen, is goedbeschouwd niet echt iets wat belangrijk is.

Niet alleen dit, maar een hoge reputatie heeft ook zijn nadelen, en ook deze nadelen ontstaan buiten de persoonlijke controle om, er is geen controle op. Denk maar aan Beatlemania, waarover Harrison zei: ‘In het begin was het wel leuk. We hebben er toen echt van genoten, maar daarna werd het gewoon erg vermoeiend.” 

Lennon concludeerde: “Mensen denken dat roem en geld vrijheid brengen, maar dat is niet zo. We zijn ons nu meer bewust van de beperkingen die het ons oplegt dan van de vrijheid die het ons geeft”.

‘De enige plek waar we ooit rust kregen, was toen we in de suite kwamen en ons opsloten in de badkamer. De badkamer was ongeveer de enige plek waar je rust kon hebben” – George Harrison

The Beatles waren gevangenen van hun eigen roem geworden. Dat is de valkuil van het zoeken naar geluk in iets waarbij anderen de controle over hebben. 

Het eigenlijke “goede” voor de mens en de bron van echt geluk, zegt Aristoteles, is het contemplatieve leven (het overpeinzen), de volledige uitoefening van iemands rationele vermogens gericht op het verwerven van wijsheid. Leven aan de hand van wijsheid vermijdt de problemen die de andere levensdoelen (rijkdom, reputatie) kunnen gaan geven. Niet alleen is wijsheid een doel op zich, ze kan tevens niet tegen iemands wil worden weggenomen.

Dat het contemplatieve leven het gelukkige leven is, ligt ook in de menselijke natuur zelf, stelt Aristoteles. Als iets het doel heeft om volmaakt te zijn – of het nu een schoen, een beker of een auto is – dan moet het zijn telos (grieks woord waarvan ons woord theologie is afgeleid) vervullen, dat wil zeggen: zijn unieke functie of doel. 

Hetzelfde geldt voor mensen, en onze telos wordt bepaald door onze rationaliteit – het is wat ons onderscheidt van planten en dieren. Hieruit volgt dat het essentieel is voor ons als mens om rationeel te handelen.  Dit rationeel handelen zit in ons DNA zogezegd.

De menselijke deugden komen in twee hoofdvormen voor: intellectueel en moreel. Intellectuele deugden ontstaan door onderricht, scholing. Moraal deugden daarentegen hebben hun oorsprong vij de persoon zelf. Een morele deugd is een vaardigheid, een goede gewoonte die door oefening is ingeschapen. En door te oefenen kan men zelfs enkele slechte gewoonten overwinnen en afleren, zoals de man in Getting Better, die zijn vrouw zowel mentaal als fysiek wreedheden toebracht, maar nu worstelt om zijn gedrag te verbeteren.

Om zichzelf als persoon moreel te verbeteren of iemands morele ‘scène‘ te veranderen, is inspanning nodig. Het is ook geen kwestie van een aangeboren talent, aangezien morele deugden niet als vanzelf in ons opkomen als we gewoon ‘natuurlijk handelen‘, onze eigen natuur laten spreken. Integendeel, zoals het geval is met andere zaken in ons leven, gaan we richting het “goede” of worden we naar beneden getrokken door het “slechte” als gevolg van onze handelingen, wat we doen, wat ons overkomt. 

Dus, legt Aristoteles uit, “het bespelen van de lier wordt zowel door goede als slechte lierspelers gedaan. En … iemand zal een bekwaam of een slechte huizenbouwer zijn als gevolg van goed of slecht bouwen”. 

Zo is het ook met de deugd – en niet vergeten – de ondeugd. Des te meer we deugdzaam (het goede) of venijnig (het slechte) handelen, des te deugdzamer of kwaadaardig ons karakter wordt.

Maar dit alles roept dan weer de vraag op: wat zijn nu eigenlijk deze deugden? Over het algemeen is een deugd een goede morele gewoonte, terwijl een ondeugd een slechte morele gewoonte is. Ook deze deugden en ondeugden heeft Aristoteles geprobeerd een definitie te geven:

De deugd is een houding die ons in staat stelt ons handelingen voor te nemen, en die het midden houdt in relatie tot ons, een midden zoals dat bepaald is door overleg en wel zoals een verstandig mens het zou bepalen – Aristoteles

Een deugd is als een middelpunt tussen uitersten, een soort van scheidsrechter bij een bokswedstrijd tussen twee ondeugden, de ene met iets dat te weinig belooft, de ander dat de verwachting geeft van overdaad. Je kunt iets in alle vrijheid weg gaan geven aan anderen, geef je te weinig dan ben je gierig, geeft je teveel dan ben je verkwistend. Je zal dus in overleg met jezelf de balans daarin moeten vinden. Iets wat het personage in Mean Mister Mustard zeer zeker nooit gelukt is om bij zichzelf op de weegschaal te leggen…

Hier hebben we een nogal belachelijk gierige oude man, een soort van komische Howard Hughes. En het moet gezegd worden: zulke mensen komen veel vaker voor dan degenen die voor het andere uiterste kiezen, de spilzucht, verkwisting. De reden hiervoor, legt Aristoteles uit, is dat de ene ondeugd altijd gevaarlijker lijkt dan de andere, en vanwege onze natuurlijke drang tot zelfbehoud neigen we ertoe voor die ondeugd te kiezen die het minst gevaarlijk lijkt. Dus lafaards komen vaker voor dan de roekeloze, de schaapachtige en schuchtere mensen zijn talrijker dan de schaamtelozen, en in dit geval komen de gierigaards vaker voor dan zij die alles erdoor jagen, verkwisten.

Een meer aristocratische en tevens aristotelische deugd is trots. Dit is de eigenschap van iemand met veel eergevoel en een hoog besef van eigenwaarde. De ondeugden aan beide uiteinden bij deze deugd zijn ijdelheid en kleinzieligheid. Degene die zichzelf zeer waardig acht, maar dat in werkelijkheid niet is, is ijdel, terwijl degene die wel heel waardig is maar zichzelf niet als zodanig beschouwt kleinzielig is.

IJdelheid vinden we bezongen in Sexy Sadie. Natuurlijk is het voorwerp van Lennon’s spot hier de Maharishi Mahesh Yogi, die iets minder waardig bleek te zijn dan de heilige man die de Beatles dachten dat hij was. Zijn grootste interesse in de band, zo bleek, was financieel. Hij was dus niet alleen ijdel, maar ook hypocriet.

Kleinzieligheid wordt geïllustreerd in een meer obscure Beatles-lied, geschreven door Harrison voor de Yellow Submarine-soundtrack. Het doel van de tekst is om tegenwicht te bieden aan de hysterie en aanbidding van de muziek van een rock & roll band, al was het maar door fans eraan te herinneren dat zij (de Beatles) alleen maar gewoon wat leuke muziek maakten.

Het maakt niet echt uit welke akkoorden ik speel
Welke woorden ik zeg of welk tijdstip van de dag het is,
want ach, het is maar een Northern Song (muziekuitgeverij Beatles)
Only a Northern Song

Maar zoals elke musicoloog weet, maakten de Beatles niet zomaar muziek. Ze maakten de beste en meest succesvolle populaire muziek van de 20e eeuw. Dus om de betekenis hiervan wat naar beneden te halen en te verminderen, zoals dit nummer in feite doet, lijkt een beetje al te bescheiden. Of is Harrison hier ironisch? Het kan een geval van eigenaardige Beatle-humor zijn – een onderwerp waar we in een volgend artikel nog op terug zullen komen.

Bescheidenheid is ook weer zo’n uiterste bij twee immorele ondeugden. De bescheiden persoon houdt de gevoelens voor zich zelf en wenst er niet zo mee te koop te lopen in het openbaar. Te openbaar zijn neigt naar schaamteloosheid maar het andere uiterste is verlegenheid. Een voorbeeld van het eerste, de schaamteloosheid, is te horen op het White Album, in Why Don’t We Do It in the Road? Hier hebben we een nummer dat niet alleen iets schaamteloos beschrijft, maar dat zelf, als song, ook schaamteloos is. The Beatles leken dat zelf te erkennen – wat misschien de reden was waarom Lennon McCartney uitdaagde om het te zingen! Om hem wat losser te laten zijn. En natuurlijk liet Paul zich niet kennen en nam de uitdaging aan en het resultaat zijn de meest schunnige 1:40 minuten van het hele Beatles-repertoire.

Op hetzelfde album staat een goed voorbeeld van de ondeugd tegenover die van de schaamteloosheid, een pleidooi voor Mia Farrow’s zus Prudence, die lijkt te hebben geleden onder een ernstige vorm van verlegenheid tijdens haar verblijf in Rishikesh met de Beatles en de Maharishi. Zoals Ringo vertelde: “Prudence mediteerde en overwinterde alleen maar. We hebben haar zeg twee keer gezien in de twee weken dat ik er was. Iedereen heeft wel een keer op haar deur gebonsed ‘Leef je nog?’ Vandaar Lennons klagende refrein over Prudence’s onwil om wat meer omgang met de mensen te hebben.

Bij woede is het meest deugdzame dat men kan doen waarschijnlijk het bewaren van een goed humeur. Bij een terecht boos zijn – bijvoorbeeld bij onrecht aangedaan – zal degene die zijn/haar boosheid ventileert in een mate die gepast is meer begrip vinden dan iemand die zich helemaal laat gaan in zijn razernij. Het kan ook gezien worden als een tekortschieten in het geval van woede: zich te opvliegend uiten verraadt dat er geen balans is gevonden in het behouden van het goede humeur, men is te heetgebakerd en onbeheerst. Daarentegen toont te passief blijven aan dat er niet genoeg verontwaardiging is en ook dan zal de boosheid weinig effect op de anderen hebben.

Sommige composities van Lennon, zoals You Can’t Do That en I’ll Cry Instead, illustreren een neiging tot overreactie en wraak als reactie op een verloren liefde. De opvliegende reactie die wordt beschreven in Run for Your Life, waarin zelfs gedreigd wordt haar te vermoorden als ze opnieuw vals speelt, is ronduit overdreven, of “over the hill” zoals Lennon zelf vaak aangaf. Lennons hypocrisie hier is natuurlijk ook nogal verbazingwekkend, gezien zijn eigen talrijke buitenechtelijke affaires, met als hoogtepunt het vertrek van Cynthia naar Yoko Ono.

Niettemin is Cynthia’s reactie op John’s overspelige natuur wellicht een voorbeeld van dat andere uiterste bij woede: de ondeugd van te weinig verontwaardiging. In haar boek, A Twist of Lennon, merkt Cynthia koeltjes op: “Toen ik Yoko voor het eerst zag, wist ik dat zij de ware voor John was. Het was puur instinct; de chemie was goed, de mentale aura die hen omringde was bijna identiek.’

Cynthia ging verder om het John en Yoko gemakkelijk te maken door zelf het huis uit te gaan in plaats van het paar eruit te schoppen. Ze vervolgt: “Ik gaf John en Yoko niet de schuld. Ik begreep hun liefde. Ik wist dat ik niet kon vechten tegen de eenheid van geest en lichaam die ze met elkaar hadden”. 

Hoe nonchalant iemands kijk op het huwelijk ook is, zo’n brutaal gedrag van John verdient toch een boze berisping – zo niet een “Run for your life“-reactie, in ieder geval iets in de trant van “Dat kun je gewoon niet maken!” Ze toonde geen woede over zijn ontrouw; ze keurde het in wezen goed. Het valt te bediscussiëren of dat in dit geval de juiste deugdzaamheid was.

Misschien wel de belangrijkste deugd die Aristoteles voor ons heeft geanalyseerd is de rechtvaardigheid, wat in wezen hetzelfde is als eerlijkheid of de morele routine om aan een ieder zijn of haar recht te laten toekomen. In tegenstelling tot de andere deugden is rechtvaardigheid enigszins dubbelzinnig en wordt ze in verschillende contexten anders toegepast. Ten eerste is er de verdelende rechtvaardigheid, die betrekking heeft op de juiste verdeling van rijkdom en erkenning onder mensen. Er is ook een commerciële rechtvaardigheid, die geldt in situaties van ruil en handel, bij het kopen en verkopen. Ten slotte is er ook nog het herstelrecht, dat een grote mate van rechtvaardigheid vraagt bij het rechtzetten van gevallen waarbij schade is opgetreden. 

Wat al deze bijzondere vormen van rechtvaardigheid verenigt, merkt Aristoteles op, is evenredigheid. Het vraagt altijd een juiste verhouding of evenwicht om tot een werkelijke rechtvaardige en deugdzame conclusie te komen. De juiste verhouding vinden is rechtvaardig, en het schenden ervan is onrechtvaardig.

Talloze Beatles-songs bezingen verschillende soorten onrecht. De meest opvallende daarvan is misschien Harrison’s Taxman, over het Britse inkomstensysteem van die tijd. Het bruto-inkomen van The Beatles bracht hen in een belastingschijf van maar liefst vijfennegentig procent!

laat me je vertellen hoe het zal zijn.
Hier is er één voor jou, en negentien voor mij….
Mocht vijf procent te klein lijken,
wees dankbaar dat ik niet alles van je neem,
want ik ben de fiscus. Ja, ik ben de belastingbetaler. 

Het inkomen van The Beatles was het resultaat van hun eigen noeste arbeid en success. En met Beatlemania hadden ze zelfs hun eigen persoonlijke vrijheid en gemoedsrust opgeofferd. Zo’n progressief belastingstelsel was vreselijk onrechtvaardig, vonden de Beatles, en terecht. Een rechtvaardiger evenredigheid bij zo’n staatsbelasting waarbij iedereen een bepaald percentage van zijn inkomen moet inleveren, zou op z’n plaats zijn.

Hoe dan ook, Lennon kon er ook wel boos om worden, “wij (de Beatles) geloven dat als je het verdient, je het ook mag houden, tenzij er sprake is van een gemeenschappelijke, communistische of christelijke samenleving is. Maar omdat in ons geval niet van toepassing is, protesteer ik tegen het betalen aan de regering volgens het percentage dat aan ons opgelegd wordt nu.

Onrecht wordt ook bezongen in She’s Leaving Home, een aangrijpend verhaal van een jong meisje dat van huis wegloopt. Nadat ze haar briefje heeft ontdekt, zegt de moeder van het meisje: “Papa, onze baby is weg! / Hoe kon ze me dit aandoen?’.

Het jonge meisje heeft alles gekregen wat ze maar wou, maar ze betaalt haar ouders terug met een afwijzing. Het toegewijde ouderschap verdiende op z’n minst dankbaarheid en het respect van het kind. De acties van het meisje verraden een houding die hier helemaal haaks op staat en staan niet in verhouding (evenredigheid) tot wat ze haar ouders verschuldigd is. Hoewel sommigen daar wellicht anders over zullen denken bij deze song, Haar weglopen is – volgens Aristoteles – dus onrechtvaardig.

Ook opmerkelijk in Leaving Home is sympathie met het perspectief van de ouders. The Beatles werden vaak veroordeeld door de oudere generatie omdat ze hun kinderen op een dwaalspoor brachten en het ouderlijk gezag ondermijnden. 

Lennon merkte later op dat de uitdrukking “nooit aan onszelf gedacht” afkomstig was van zijn tante Mimi. Ze zei dit vaak terwijl ze voor hem zorgde na het vertrek van Johns vader en de dood van zijn moeder. Misschien werd Lennon enigszins geplaagd door het idee dat hij toendertijd de zorg van zijn tante onterecht als te vanzelfsprekend had beschouwd.

Een laatste aristotelische deugd is humor. Als sommigen verrast zijn door het idee dat het maken van een grap moreel deugdzaam kan zijn, hoeven ze alleen maar te bedenken dat amusement een belangrijke dimensie van het menselijke sociale leven is. Zoals gewoonlijk kan men volgens Aristoteles de fout maken zowel aan de kant van een tekort of het andere uiterste, een teveel – ook in de wereld van het amusement.

Degenen die niet geneigd zijn om veel grappen te maken of moeite hebben de grappen van anderen te waarderen, zijn lomp. Maar meer algemeen, kan dit ook betekenen dat deze lomperik nogal ongevoelig voor de anderen is en een onbeleefde manier van doen heeft, met maar weinig interesse om zelf ook aardig – of grappig, met humor – te zijn voor anderen.

Aan de andere kant is er de hansworst, die zo clownesk is dat hij belachelijk en sociaal ontwrichtend is. In de woorden van Aristoteles is de hansworst “de slaaf van zijn gevoel voor humor, en spaart zichzelf noch anderen als hij maar kan lachen, en zegt dingen die iemand met meer meer verfijning niet zou zeggen“. De deugd (de balans) tussen deze uitersten is de morele vaardigheid om smaakvol grappen te maken. Een geestig persoon weet wanneer een grap sociaal gepast is en gebruikt humoristische opmerkingen om anderen te stimuleren en een sociale situatie te verbeteren.

De Beatles zelf toonden een enorme gevoel voor humor, zowel persoonlijk als in hun teksten. Wat dat laatste betreft, maakt de humor menige Beatle-songs heel vertederend. Soms is hun humor gewoon speels, zoals in Maxwell’s Silver HammerPiggies en You Know My Name (Look up My Number. In andere gevallen gebruiken ze hun Liverpoolse humor om een serieus politiek punt kracht bij te zetten:

je zegt dat je de grondwet gaat veranderen.
Nou, weet je, we willen allemaal je hoofd veranderen.
Zeg me dat het de instelling is.
Nou, weet je, je kunt maar beter je geest vrijmaken.
Maar als je foto’s gaat dragen van voorzitter Mao
, dan red je het toch met niemand. (“Revolutie”)

Of, in weer andere gevallen, gebruikten ze humor om een serieuze persoonlijke strijd te maskeren, zoals in Everybody’s Got Something to Hide Except for Me and My Monkey en The Ballad of John and Yoko. The Beatles gaven ons het advies om onszelf toch vooral niet zo serieus te nemen. De humor in hun liedjes raakte heel behendig het midden tussen lompheid en grappenmakerij.

Het einde nadert bijna …

De songs van The Beatles laten talloze voorbeelden horen van sommige Aristotelische deugden die we hier behandeld hebben, waaronder vrijgevigheid, trots, bescheidenheid, goed humeur, rechtvaardigheid en humor. Zoals we hebben gezien, worden in hun teksten bepaalde deugden en ondeugden zoals gemeenheid, ijdelheid en onrecht, belachelijk gemaakt en bespot, of met humor overgoten, bijna altijd ook met een aristotelisch goed humeur. 

Voor Aristoteles vormen al deze deugden het soort van eigenschappen die iemand moet bezitten om een “goed mens” te zijn. Het is een soort van streven naar perfectie die we moeten laten zien als we onze unieke menselijke telos willen realiseren. Dit doel bereiken is floreren als mens. Dus, als je echt gelukkig wilt zijn, wees dan goed.

Het deugdzame leven is niet eenvoudig en vraagt om een levenlang gestage inspanning. Zoals Aristoteles zegt: ‘één zwaluw maakt nog geen zomer, en ook één dag niet; en zo maakt ook op 1 dag, of in een korte tijd, een man niet gezegend en gelukkig”. Je kunt geen moreel perfect leven leiden, maar als je je gewoonten verbetert en je karakter vormt bij elke goede keuze die je maakt, zul je merken dat het gaandeweg “getting beter all the time“.

Click to listen highlighted text!