blanco

melodie.moonpub.net

de populaire muziek & haar deuntjes uitgelicht

Obsceen, wulps, en artistiek deprimerend…


Het was belangrijk dat iedereen in de Alley — pluggers, componisten, tekstschrijvers en uitgevers—van alle markten thuis was. Als dromen in zwang raakten, dan was het alle hens aan dek voor de dromen: ‘Meet Me Tonight in Dreamland‘, ‘When I Met You Last Night in Dreamland‘, ‘You Tell Me Your Dream and I’ll Teil You Mine‘.


Ze sloegen zo gehaast aan het werk en deden het zo goed dat ze de songs nummerden —’Dream Song No.1′, ‘Dream Song No. 2’, ‘Dream Song No. 3‘, tot in de honderdtallen. De inhoud was helemaal niet belangrijk, als ze maar goed verkocht werden. De Amerikaanse Federatie van Musici was een van de organisaties die zich al enige tijd hadden verzet tegen de ragtime. In 1914 had de Musical Courier haar ‘obsceen, wulps, en artistiek en moreel deprimerend‘ genoemd. Maar de bewoners van Tin Pan Alley besteedden geen  ogenblik aandacht aan de zedelijke kant van het verhaal.

Irving Berlin zei eens: ‘Ik heb eigenlijk nooit precies geweten wat ragtime nou eigenlijk voorstelde.’ Toch schreef hij er teksten en muziek voor. En ragtime was in ieder geval commercieel. Zijn collega’s begonnen aan de lopende band ragtime te schrijven. ‘Alles in Amerika is ragtime,’ zei Berlin toen. Toen de jazz omstreeks 1919 insloeg in New York, zeiden de mannen van de Alley dat dat ook een soort ragtime was, alleen wat ruiger. Ze vervingen het woord ragtime in de tekst door het woord jazz.

Maar aan het oneindig aantal liederen over veelbesproken onderwerpen kon je pas zien hoe veelzijdig Tin Pan Alley was. Toen de Titanic zonk, werd er gezongen: ‘Just As the Ship Went Down‘. Ook nieuwe uitvindingen — auto’s, vliegtuigen, radio’s — waren erg in trek bij de tekstschrijvers. ‘Come Away With Me Lucille in My Merry Oldsmobile‘, en ‘There’s a Wireless Station Down in My Heart‘.

Het was helemaal niet erg als je niets van het betreffende onderwerp afwist. Soms was dat zelfs een voordeel. Irving Caesar vertelde me dat Stephen Foster de rivier de Swanee nooit van zijn leven had gezien.

‘Foster kwam uit Pittsburgh. En toen George Gershwin en ik ‘Swanee, How I Love Ya’ schreven, hadden wij de Swanee ook nog nooit gezien. We waren nog nooit bezuiden het Battery-park hier in New York geweest. Toen we de rivier uiteindelijk een keer zagen, tijdens een bezoek aan Florida, was het maar goed dat het lied al geschreven was, want de Swanee was niet meer dan een leuk, wat modderig stroompje.’

De moraal van het verhaal was volgens Caesar heel eenvoudig. ‘Iedereen kon een lied schrijven, dat stelde geen moer voor. Maar om op elk uur van de dag of nacht een lied te kunnen schrijven, moest je echt wel beroeps zijn. Ik kon het op elk ogenblik.‘ Wat een songwriter zelf dacht, was niet belangrijk. Al Bryan schreef in 1915 een lied getiteld: ‘I Didn’t Raise My Boy to Be a Soldier‘. Het was vredestijd. Amerika was nog niet in de oorlog verwikkeld. Maar Engeland wel, en daarom veranderde Bryan de titel voor de Engelse markt gewoon in: ‘I’m Glad My Boy Grew Up To Be a Soldier.’

Toen Amerika in 1917 wel bij de oorlog betrokken raakte, brak het hoogtepunt aan voor Tin Pan Alley. De president zelf deed een beroep op de songwriters om zich in de strijd te werpen. Hij moest chauvinistische liedjes hebben die de soldaten enthousiast maakten, waardoor ze vrolijk naar het front zouden trekken. Die liedjes kwamen er. ‘Goodbye Broadway, Hello France‘ verscheen al na een week. De immigranten stelden zich nog vaderlandslievender op dan de Amerikanen zelf, alsof ze wilden bewijzen dat ze waardige burgers van hun nieuwe land waren. De tekstschrijvers joegen keizer Wilhelm heel Europa door. ‘We Are Coming, We Are Coming, in Yankeedoodle Style‘, en ‘We Don’t Want the Bacon, What We Want Is a Piece of the Rine.’

De oorlog was net een groot theater. Er werden meer liedjes gemaakt dan ooit tevoren. Na de oorlog moesten de uitgevers van bladmuziek een achterhoedegevecht leveren tegen de nieuwe winstgevende artikelen — grammofoonplaten, radio, dansorkesten en films. Maar voorlopig waren ze nog niet uitgeteld. Alleen al in 1917 werden er meer dan twee miljard vellen bladmuziek verkocht. Het kostte een uitgever ongeveer $ 2500 om de eerste oplage van tienduizend exemplaren te drukken, en voor elk exemplaar kregen ze vijftig dollarcent. Een uitgever kon honderdduizend dollar netto verdienen aan een oplage van een miljoen exemplaren. En in die tijd was een oplage van vijf miljoen niet ongebruikelijk.




Click to listen highlighted text!