Documentaire Monterey Festival 1967 Jimi Hendrix Live Monterey Festival
Monterey, California ligt in de beurt van San Francisco. Dat verklaart ook het success van Scott McKenzie’s hippie’s hitsong met de boodschap bloemen in het haar te dragen… Ze zochten elkaar allemaal op. Het verbaasde niemand meer als een dichter als Allen Ginsberg aanwezig was op een rockconcert, of als de schrijver Norman Mailer tussen het publiek zat wanneer de bands optraden. De Mamas and the Papas en de Lovin’ Spoonful gingen naar het westen en baadden zich in de lieflijke geuren en geluiden van San Francisco. Donovan en de Animals kwamen uit Engeland en vielen in dezelfde hemelse kuil. ‘In San Francisco is ‘t gebeurd. ‘t Is toch maar even gebeurd, hè?’ We waren toen allemaal koning. We schiepen daar iets. We wisten niet wat we deden, maar we dronken koffie en we zaten met elkaar te kletsen, net als ze in Parijs gedaan moeten hebben, terwijl ze over schilderijen zaten te praten. We bleven soms de hele nacht op en praatten dan over muziek, draaiden platen, discussieerden en werden dronken. Het was geweldig.’
|
De zomer van 1967 was prachtig. Er waren geen regeringen ten val gekomen, geen kerken ingestort; God zat in de hemel en de mammon lag te kwijlen onder de Californische palmbomen. En alsof dat nog niet paradijselijk genoeg was, de Beatles kwamen met ‘All You Need Is Love‘ op de radio’s overal, in juli. Wat nog meer kon een “hippie” zich wensen. Maar bij de jongeren bestond hoop, een lachwekkende maar vreugdevolle hoop. Ze hadden dromen bij de vleet. Zoals Donovan in die tijd tegen me zei: ‘De pop maakt me stinkend rijk. Als gevolg daarvan heb ik geweldige dromen. Ik zie alle schrijvers weer bij elkaar en alle filmers bij elkaar. Allemaal pracht-dingen. De hele markt beheersen ze, alle markten met alle kunstvormen. Stel je eens voor hoe leuk dat zou zijn. Zo gaan we ‘t doen. Net als in Griekenland, in het Parthenon. Alle grote geesten van de wereld bij elkaar, hoog boven de aarde, die alles bedenken. En schilders en musici en iedereen uit de hele wereld mag met zijn dromen komen. En dan zeggen wij: “Ja, die droom kunnen we verwezenlijken. Hier heb je geld, ga je gang.” Popmuziek is het begin want de popmuziek verandert alles. De mode verandert, de architectuur, alles. Want wij hebben een bepaalde opvatting en die drijven we door ook.’ Toegegeven, de Beatles gingen niet meer op tournee. Met al dat geschreeuw en gejoel konden ze zich niet meer verstaanbaar maken. Maar ze zochten troost in een reis naar India en troffen daar een giechelende goeroe aan, de Maharishi. Zoals Lennon zei, ze kwamen uitgerust terug. In juni van dat peace & love jaar 1967 werden er honderdduizend orchideeën van Hawaii naar een veld bij Monterey, Califomië, gevlogen en uitgestrooid boven een grote menigte die daar bijeengekomen was voor een weekend vol muziek. Vanaf het podium, met aan weerszijden een aantal voor die tijd ongelooflijk grote luidsprekers, daverde een sound die over de hele wereld zijn weerklank zou vinden. Elfhonderd persmensen waren daar aanwezig, journalisten van kranten en tijdschriften, critici, fotografen, televisie- en radioverslaggevers. Hoewel weinigen het toen beseften, was dat gebeuren de climax van zeventig jaar populaire muziek, en het begin van het einde. Binnen enkele jaren waren de verwachtingen en aspiraties die tot zulke enorme muzikale prestaties hadden geleid vervlogen en teniet gedaan. Sindsdien ging de populariteit te veel ten koste van persoonlijke vrijheid. Monterey was net als veel andere buitensporig grote bijeenkomsten, een idee van Hollywood geweest. Een welgestelde beginneling in het vak, Alan Pariser, was ermee aangekomen bij een zwierige, zij het nogal warhoofdige impresario genaamd Ben Shapiro. Samen gingen ze toen naar de vroegere promotor van de Beatles, Derek Taylor. De idee van een festival was nauwelijks origineel te noemen. Maar aan de andere kant was in de rockmuziek-wereld bijna niets origineel. Alles had een festival – opera, ballet, folkmusic, jazz, wijn en kaas – sommige daarvan zelfs in Monterey. Voor de rock ‘n’ roll moesten echter allerlei hindernissen worden overwonnen. ‘De mensen in Monterey, gaat Derek Taylor verder, ‘waren keihard en ongevoelig. Ze gedroegen zich monsterlijk en maakten het leven tot een hel. Ik had het gevoel dat Monterey politiek gezien een zeer onplezierig oord was. Niet corrupt, zoals sommige grote steden, daar was het te klein voor. Maar ik had altijd het gevoel dat het geld en de vette baantjes slinks onder de toonbank werden geregeld. Er zaten te veel smerige vingers in de kassa.’ Er werd eindeloos vergaderd met de plaatselijke autoriteiten. ‘Tenslotte,’ vertelt Taylor, ‘kwam de burgemeester , een onaangenaam vrouwmens dat naar mijn gevoel op een minderwaardige manier had geprobeerd ons tegen te houden, na onze laatste persconferentie naar toe om ons te bedanken dat we ons zo netjes gedragen hadden. En, God, wat hadden we ons netjes gedragen. Toen het festival eenmaal aan de gang was, begonnen ze weer te konkelen en kregen ze de politie op hun hand. Maar je kunt dat soort gezagsdragers van middelbare leeftijd niet zomaar bekeren. Het plaatselijke hoofd van de politie nam een halsketting van me aan, met leren en glazen kralen. Wij hadden ons festival, maar hij zorgde er wel voor dat het de laatste keer was geweest.’ Degenen die er niet geweest waren, wisten dat ze iets gemist hadden. Chuck Berry had wel een uitnodiging gehad maar zei dat hij ‘niet voor liefdadige doeleinden optrad‘ (de anderen traden allemaal gratis op). John Phillips van de Mamas and Papas, die in het organisatiecomité zat, had geprobeerd hem om te praten. Hij zei tegen Berry: ‘We geven je een ticket eerste klas.’ ‘Dat is prachtig, man, dat is prachtig,’ antwoordde Berry, ‘maar ik hoef geen gratis ticket. Die krijg ik sowieso al van de TWA, man.’ The Who, Eric Burdon, Country Joe McDonald en de Byrds waren er wel. Roger McGuinn van de Byrds herinnert zich nog: ‘Iedereen had bloemen op zijn motor. Een prachtig gezicht. Het was de eerste keer dat alle popgroepen bij elkaar waren gekomen om eens persoonlijk kennis te maken en te praten over muziek en wat al niet meer.’ Clive Davis, de pas benoemde opnameleider bij Columbia Records, ging naar Monterey en was diep onder de indruk. ‘Het was de eerste keer dat artiesten gewoon achter elkaar het podium op klommen en speelden voor duizenden jongeren, vertelde hij me. ‘Ik besefte dat ik nu naar voren moest treden en mijn kans moest grijpen door een paar van die geweldige sterren te contracteren.’ Jimi Hendrix was er, evenals Janis Joplin. Brian Jones van de Rolling Stones zat tussen het publiek. En hoewel de Beatles afwezig waren, deed het gerucht de ronde dat ze er wel waren. Derek Taylor: ‘Het gerucht werd zo sterk dat ik ‘t de laatste avond gewoon niet meer kon ontkennen. Ik moest toen wat verzinnen. Ik kondigde aan dat drie van hen onder het publiek aanwezig waren, ‘vermomd als hippies’. ‘Welke drie?’ vroeg de pers. ‘Dat weten we niet, antwoordde ik. Het is nooit bij iemand opgekomen dat als we dat niet wisten, we dan ook niet konden weten dat ze er echt waren.‘ In werkelijkheid zaten de Beatles in een opnameruimte tienduizend kilometer verderop. Ze maakten net dat weekend de laatste opnamen voor wat als hun meesterwerk zou worden beschouwd: ‘Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band‘. |