|
Watch Out Nashville – Wilson & Hoeve – © Moonpub Music, the Netherlands En toen kwam de crisistijd. De platenverkoop daalde. De radio, nu overal in huis, werd nog belangrijker. Zoals William Ivey, directeur van de Stichting voor Country Music, zegt: ‘Het was erg belangrijk voor een opkomend country-zanger om via de radio carrière te maken. Als hij in een radioprogramma optrad, zou hij elke week reclame kunnen maken voor zijn zaaloptredens en de platen die hij had gemaakt. De radio was van essentieel belang voor hem.’ Een geslaagd programma bracht troost en hoop voor de bewoners in de bergen die op zaterdagavond altijd bijeenkwamen om te dansen. Het eerste programma dat succes had in de jaren twintig, National Barn Dance, kwam uit Chicago en werd gesponsord door ‘s werelds grootste bedrijf van die tijd, Sears, Roebuck & Co. De pas-de-quatre-muziek die hierin werd uitgezonden werd gebruikt om artiesten te pousseren die onder contract stonden bij Sears, die platen en huishoudelijke artikelen verkocht. Het programma omvatte komedianten, imitators, Hawaïaanse muziek, fiddlers en meer van dat landelijke amusement, inclusief countryzangers als Bradley Kincaid, de jongen uit het bergland van Kentucky met zijn gitaar. De eerste presentator van het programma was George Dewey Hay, voordien verslaggever bij een plaatselijke krant. Op een dansavond op het platteland kwam hij op de gedachte ook eens zoiets voor de radio te brengen. Na de pas-de-quatre voor de radio te hebben geïntroduceerd vertrok hij naar Nashville, waar hij zichzelf de wijze oude rechter noemde. ‘Het was een geweldige man, zegt Ernest Tubb, een van de topartiesten van de Opry, ‘en we waren allemaal dol op hem. We missen hem nog steeds. Hij dook op met de fluit van een oude stoomboot en riep : “Jongens, daar gaat ie!” ‘ Minnie Pearl vertelt hetzelfde. ‘Hij zei altijd dat de Opry gebaseerd was op de liefde voor de medemens,’ zegt ze. ‘Bij m’n eerste optreden was ik bang en doodzenuwachtig en hij zei: “Maak je niet druk. Hou gewoon van ze en dan houden ze ook van jou.” ‘ De Opry verschilde qua grootte niet van concurrenten als de Louisiana Hay Ride in Shreveport en, later, de Big D Jamboree in Dallas en de Town Hall Party in Los Angeles. Het enige verschil was dat de Opry zichzelf serieus nam. George Hay maakte duidelijk dat alle vernieuwingen eerst het fiat van de Opry moesten hebben. Toch was het succes van de Opry grotendeels te danken aan de artiest die de show in de eerste vijftien jaren van zijn bestaan domineerde: Uncle Dave Macon. Macon was eigenaar van een groot transportbedrijf en een geboren artiest. Voordat de Opry bestond had hij met zijn zoon Dorris vaak gratis op dansavondjes opgetreden. Hij schijnt tot zijn grote verbazing eens $ 15 voor een optreden te hebben ontvangen toen hij daar voor de grap om vroeg. Hij zag er opvallend uit. Hij was dik, had lange bakkebaarden, droeg vaak een zwart pak met een felgekleurde das, een stijf boord en een zwarte vilten hoed. Hij had zo van de boerderij kunnen komen of door kunnen gaan voor een plattelandsdominee die een dagje vrijaf had. Hij had altijd een zwarte tas bij zich, naar hij zei met een bijbel en een fles drank erin. Macon kwam pas bij de Opry toen hij zesenvijftig was, maar zijn optreden bleef gekenmerkt door hetzelfde enthousiasme dat hij altijd aan de dag gelegd had. Soms moest hij ervan weerhouden worden zijn nummer reeds in het hotel voor te dragen omdat de gasten daar dan gratis konden zien waarvoor ze anders zouden moeten betalen. Een platenfabrikant uit Hollywood die naar Nashville was gekomen om dit fenomeen te zien, zei: ‘Ik heb nog nooit zo’n natuurtalent meegemaakt. Hij bidt op het juiste ogenblik en vloekt op het juiste ogenblik en zijn grappen zijn allemaal om je te bescheuren. Hij slaat met zijn hakken, gilt als een stier die wordt gebrandmerkt en ze noemen hem de Dixie Dewdrop.’ Sommigen vonden — terecht, zoals later bleek — dat de Opry er alleen op uit was om munt te slaan uit een zuiver Angelsaksische folksong-traditie. De Carter Family speelde hierbij de belangrijkste rol. Hoewel ze zelf nooit in de Opry hebben opgetreden, hebben ze later wel gewerkt bij enkele grote radiostations langs de grens in Mexico. Ook zij baden op het juiste ogenblik — sommigen zeiden dat ze niets anders deden dan bidden. Hun gezang klonk inderdaad bijbels. Ze waren streng gelovig opgevoed in Poor Valley in de staat Virginia. Hun familie woonde daar al sinds de achttiende eeuw. Alvin Pleasant A.P. Carter, zijn vrouw Sara en schoonzuster Maybelle Carter-Addington waren alle drie begaafde musici. Ze hebben er veel toe bijgedragen dat de traditionele liederen bewaard zijn gebleven in de tijd dat de country music hoogtij vierde tussen het ontstaan van de Grand Ole Opry en de Tweede Wereldoorlog. Ze waren vroom, streng en nobel — kortom alles wat in het zuiden gewaardeerd werd. Ze waren ook eenvoudig, eerbiedwaardig — en een stelletje bedriegers. Jarenlang hadden ze opgetreden in kerken en op scholen voordat iemand aandacht aan ze had besteed. A.P. mocht graag een vest dragen en zong de baspartij. (Zijn vader had de fiddle een duivels instrument gevonden) Sara speelde autoharp en was eerste zangeres. Het grote talent was eigenlijk Maybelle, die met haar ingewikkelde melodische stijl de groep een eigen sound gaf en ertoe bijdroeg dat de gitaar het voornaamste instrument van de country music werd. Ze speelden zelden ver van huis, vooral nadat Ralph Peer — die nu voor de Victor Talking Machine Company werkte — ze duidelijk had gemaakt dat ze veel gemakkelijker platen konden maken. Dat was gebeurd op 1 augustus 1927 in Bristol, op de grens van Tennessee en Virginia, en volgens Sara hadden ze in de daaropvolgende tien jaar meer dan driehonderd opnamen gemaakt. Ze waren de eersten die gebruik maakten van de nieuwe technieken waardoor de geluidsweergave aanzienlijk werd verbeterd. A.P. was ook een van de eersten die auteursrechten op ‘zijn’ muziek deed gelden. Hij had auteursrecht op ‘Wabash Cannonball‘, dat hij niet geschreven had; op Til Be All Smiles Tonight‘, dat hij niet geschreven had; op ‘Wildwood Flower‘, dat hij gestolen had van een negentiende-eeuws deuntje getiteld The Pale Amaranthus‘, en op een serie andere melodieën die tot dan toe publiek bezit waren geweest. Nu waren ze echter eigendom van A.P. Carter, hoewel moet worden toegegeven dat hij ze voor het nageslacht bewaard had. Folksingers als Huddie Leadbelly Ledbetter en Woody Guthrie zouden later hun dank betuigen aan een groep die een muziek in stand hield die anders misschien verloren was gegaan. In hetzelfde weekend dat de Carter Family optrad voor Ralph Peer, was een oud-minstrel-zanger en politieman op weg naar Bristol om te reageren op een advertentie van Peer waarin hij talenten had gevraagd. De groep musici waarbij hij werkte kwam vóór hem aan, besloot zelf een auditie te doen en verwierf enig succes als de Tenneva Ramblers. De negenentwintigjarige Jimmie Rodgers moest het toen alleen doen en in een leeg pakhuis voorzingen. Hij maakte een plaat en kreeg daarvoor een cheque-ter waarde van $ 20. Victor zag echter wel wat in Rodgers en vroeg hem aan het eind van het jaar naar Camden in New Jersey te komen. Rodgers nam een van zijn eigen liedjes mee: T for Texas‘. Qua vorm was het een blues maar qua stijl had het veel weg van country music. Aan het einde van de derde regel verhief Rodgers echter zijn stem en begon te jodelen. Dat geluid zou hem tot de meest bekende country-zanger van zijn generatie maken. Ernest Tubb vertelde me: ‘Ik wou gewoon net zoals Jimmie Rodgers zingen. Hij was mijn idool. Hij was ook het idool van Hank Snow en Bob Wills. Als je naar de countryzangers van de afgelopen vijfenveertig jaar of zo kijkt, zul je ontdekken dat zo’n tachtig procent ervan min of meer door Jimmie Rodgers is geïnspireerd.’ Dat mag wat erg veel lijken voor een man wiens loopbaan nog geen zes jaar heeft geduurd en die afgezien van zijn gejodel een saaie stem had en niet zo best gitaar kon spelen. Maar Rodgers maakte de country music van een geminachte plattelandsverstrooiing tot wat ze vandaag is. Hij weigerde mee te werken aan de gedachte dat het zuiden nog even rein en rechtschapen was als altijd. De hofsteden, dorpen en kerken van vroeger bestonden niet meer. De werkelijkheid was nu een serie bars en hotels langs de spoorlijn en naast de fabriek. Na Jimmie Rodgers werd het stadsleven met zijn hebzucht en opwinding een essentieel onderdeel van de muziek. De muziek behoorde tot het heden maar het onderwerp bestond nog slechts in het verleden. Hoewel zijn invloed kolossaal groot was, leidde Rodgers een miserabel bestaan — een heldendicht vol wonden, ziekten, verraad en verliezen. Hij was in 1897 geboren in Meridian in de staat Mississippi. Zijn vader werkte bij de spoorwegen, zijn moeder stierf toen hij nog een kind was. In zijn jeugd werd hij van het ene familielid naar het andere gebracht, te ziekelijk om naar school te kunnen gaan. Toen hij veertien was, ging hij net als zijn vader bij de spoorwegen en werd hij remmer. Vaak was hij te ziek om te werken en daarom leerde hij banjo en gitaar spelen zodat hij wat extra geld kon verdienen op feestavondjes. In 1920 trouwde hij. Na een paar dagen kreeg hij longontsteking. Twee jaar later, als vader van twee dochters, vond hij het loon dat hij als remmer verdiende te laag om zijn gezin te kunnen onderhouden. Daarom schminkte hij zijn gezicht zwart en ging werken bij een medicine-show die opereerde in Kentucky en Tennessee, maar zijn banjospel bracht niet genoeg op en met Kerstmis had hij geen cent meer. Hij bracht zijn banjo naar de lommerd om de reis naar de droge vlakten van Texas gegaan, waar hij een levenslange hartstocht voor het westen. kon botvieren — een hartstocht die hij gemeen had met veel jonge Amerikanen. Rodgers verzamelde cowboylaarzen, cowboyhoeden, zadels en revolvers. Hij liet zich graag in een cowboypak op de foto zetten en maakte een hoop opnamen die op het westen waren georiënteerd. Hij was niet de eerste zanger die dat deed. Echte cowboys als Carl. T. Sprague en Jules Verne Allen maakten al tien jaar lang westernplaten die goed werden verkocht. Ze hadden zich zelfs af en toe overgegeven aan het jodelen. Maar Rodgers toonde aan hoe je de country en western moes’t mengen. Al gauw werd hij door Jan en alleman geïmiteerd. Een jongeman, die Rodgers jarenlang geïmiteerd had voor de radio en zich nu Oklahoma’s Singing Cowboy noemde, reisde een jaar na Rodgers dood naar Hollywood in de hoop een rol te krijgen in een serie westerns waarin gezongen werd en Ken Maynard de hoofdrol speelde. Maynard zong wel in zijn films maar dat had nooit veel succes gehad. En zijn collega Gene Autry had er ook niet veel mee bereikt. Autry had eens een bord op de deur van zijn kleedkamer gehangen met de mededeling dat hij Amerika’s grootste mislukkeling was. Autry’s eerste film was echter een fenomenaal succes. Door zijn tweede, The Phantom Empire, werd hij een ster. Binnen enkele maanden werden de filmmaatschappijen overstroomd met zingende cowboys: de Riders of the Purple Sage, de Lone Star Cowboys, de Cowboy Ramblers — allemaal voer voor de kudde songwriters die pas uit Tin Pan Alley aangekomen was. Acteertalent had Autry niet en zingen kon hij nauwelijks, maar hij had een mooi gebit, was vrolijk, kon paardrijden en trok zich in zijn films niet te veel van de smerige werkelijkheid aan. Autry betekende avontuur, vrijheid, en mogelijkheden. Dat was toevallig precies wat het door de crisis geplaagde Amerika nodig had. De gebroeders Slye, en ook hun neef Leonard kwamen uit Ohio. Samen met hun ouders waren ze van het middenwesten naar Californië getrokken om daar werk te zoeken. Leonard — de latere Roy Rogers — had als vrachtwagenchauffeur en perzikenplukker gewerkt voordat hij met twee vrienden een zanggroep vormde en optrad voor een radiostation in Los Angeles dat bezit was van de Warner Brothers. Hun lied, ‘The Last Roundup‘, maakte zo’n indruk op de Warner-mensen dat ze alle drie een vaste baan kregen. Ze verdienden $ 35 per week—’meer dan we ooit gedroomd hadden,’ zegt Rogers nu. De groep veranderde zijn naam en heette nu Sons of the Pioneers, wat meer in overeenstemming was met de westernliedjes die ze zongen. ‘We hebben veel gezongen en gereden in de films van Gene Autry,’ vertelde Rogers me. ‘Toen wilden ze een andere zingende cowboy hebben en legden zeventien andere jongens, ikzelf ook, een auditie af. Ik kreeg de baan en maakte in januari 1938 mijn eerste film.’ ‘Die eerste verhalen over het wilde westen waren altijd spannend,’ gaat Rogers verder. ‘Vooral voor kinderen. Ze gingen altijd over cowboys en hun heldendaden, over hun ontberingen en de boeven die ze moesten verslaan. Ja, het was allemaal erg romantisch.’ Toen zijn producer later de musical Oklahoma! zag, moest Rogers een eindeloze serie nette films spelen die net zo veel met het zuiden of het westen te maken hadden als Mickey Mouse. Maar het ging helemaal niet om de werkelijkheid. ‘We maakten opnamen in Oklahoma, Wyoming, Idaho en Utah,’ zegt Rogers, ‘en daarna gingen we televisiefilms maken. Meestal iedere vijf dagen één.’ Het was een bekend proces. De films en de liedjes maakten de folkmusic onschadelijk en winstgevend. Ze boenden de boerenkinkels schoon en maakten er cowboys van. Hij werd-een mythisch ideaal. De waarheid werd vervalst, maar het geld dat ze verdienden was echt. Een blanke muzieksoort werd verpatst. Van nu af aan ging het bergafwaarts met de country ‘n’ western. Door de cowboy-rage schoof het centrum van de country music van Arkansas, Kentucky en Tennessee naar het zuidwesten, waar sinds het begin van de jaren dertig langs de grens met Mexico een aantal krachtige radiostations stonden. Mexico was geïrriteerd door de beslissing van de Verenigde Staten en Canada om de lange golf geheel onderling te verdelen. De Mexicaanse wet was daarom zodanig veranderd dat de stations er een groter vermogen mochten hebben dan die in de Verenigde Staten. De Amerikaanse zakenlieden vonden dat prachtig en in 1930 opende een kwakzalver, J.R. Brinkley, het radiostation XER om reclame te maken voor een operatie waarbij de patiënt door middel van een geiteklier zijn potentie weer terugkreeg. Het station had een vermogen van 500.000 Watt en was overal in Amerika te horen. En Amerika hoorde een stortvloed van verhalen over geneesmiddeltjes, af en toe onderbroken door muziek. Radiosponsors als Garret Snuff, Royal Crown Cola en Crazy Water Crystals richtten orkesten op om reclame voor hun producten te maken. Je had cowboyliedjes en jazz uit Louisiana, Spaanse muziek uit Mexico en zwarte country-blues, gospelsongs uit Oklahoma en balladen uit Tennessee —meestal bedoeld als dansmuziek. ‘Stel je een danszaal op zaterdagavond voor in een dorpje in Oklahoma,’ zegt J.R. Goddard, een criticus uit New York. Er zaten soms wel 1200 mensen in zo’n zaal, waarvan sommigen meer dan tweehonderd kilometer hadden gereden om er te komen. Er waren baptisten bij, arbeiders van de olieraffinaderijen en boeren. Ze hadden net de crisis gehad, leefden zeer geïsoleerd op het platteland en kregen net electriciteit thuis.‘ De populariteit van deze orkesten gaf aan het eind van de jaren dertig aanleiding tot het ontstaan van nog een andere soort ‘country’ music. Aangezien de swing in die tijd het meeste geld opbracht, werd dit nieuwste product western swing genoemd. Het orkest dat het meeste succes had was dat van Bob Wills en zijn Light Crust Doughboys, later de Texas Playboys genoemd. ‘Wills droeg altijd een keurig gesteven overhemd,’ herinnert Goddard zich. ‘Maar hij had ook altijd een paar laarzen aan en een cowboyhoed van zo’n honderd dollar op. Hij had een bus gekocht om zijn orkest mee te vervoeren, met een grote stierenkop voorop de motorkap. Zoiets hadden de mensen nog nooit gezien. Bij Wills kwam het publiek zowel ogen als oren te kort. Hij was een soort volksheld, maar hij deed niet uit de hoogte en de mensen hadden iemand om zich aan op te trekken en tegenop te zien.’ De Grand Ole Opry had nog nooit zoiets meegemaakt. Minnie Pearl zegt: ‘Het was de eerste keer dat we zo’n grote bus hadden zien aankomen. Nu heeft iedereen een bus, maar voor die tijd was ‘t iets nieuws. En toen Wills in de Opry optrad, was het de eerste keer dat een orkest op het toneel verscheen met cowboypakken aan en versterkers en fiddles. Ik weet nog dat Roy Acuff, een van onze grote jongens, tegen me zei: “Ze bederven alles met die electrische instrumenten’ Het publiek vond het geweldig, vooral wanneer Wills en zijn zanger Tommy Duncan ‘San Antonio Rosé’ vertolkten.’ Die electrisch versterkte instrumenten zouden nog een belangrijke rol gaan spelen. Ze waren voor het eerst gebruikt in de honky-tonks, de kroegen die in de dertiger jaren tijdens de olie-hausse in het zuidwesten uit de grond waren gestampt. Door de week gebruikten ze een jukebox maar in het weekend kwam er een echt orkest. Vanwege het lawaai moesten die wel versterkers gebruiken om gehoord te worden. De muziek die ze speelden paste bij het geschreeuw en gezuip. Er was echt geen sprake van liedjes over moeder-thuis-bij-de-kachel. De veranderingen raakten in een stroomversnelling door de Tweede Wereldoorlog. Vóór 1941 werd er nauwelijks enige vorm van country music gespeeld in het noorden. De artiesten maakten meestal opnamen in het zuiden en hoewel de cowboyfilms in heel Amerika gedraaid werden, was hun commerciële invloed niet zo erg groot. De oorlog bracht daar verandering in. De twee grote geschillen in de muziekwereld hadden daartoe al de weg gebaand: de ruzie tussen de ASCAP en de omroepmaatschappijen, die het monopolie van Tin Pan Alley had verbrijzeld en de country music een kans gaf, en de staking van het Amerikaans Genootschap van Musici, waardoor de platenmaatschappijen de musici die niet onder gezag van de bond stonden met een wat welwillender oog bekeken. Roy Acuff en songwriter Fred Rosé besloten dat het ogenblik daar was om een eigen muziekuitgeverij te stichten die uitsluitend country music uitgaf— en niet in New York maar in Nashville was gevestigd. Toen Amerika in de oorlog verwikkeld raakte, werden tienduizenden jongeren uit het zuiden weggerukt van huis en haard en overal in het land gestationeerd. Het geluid van de gitaar en de zuidelijke accenten verbreidden zich. In 1945 zaten de country-zangers overal. Bij een enquête van de American Forces NetWork in München om te bepalen wie ‘s werelds populairste zanger was, kwam Roy Acuff als winnaar uit de bus. Van de 3700 stemmen kreeg hij er 600 meer dan Frank Sinatra. Hij was een nationaal symbool. Hij was de zoon van een baptisten-dominee en volgens zijn eigen verhaal een tweederangs country-fiddler en een typische allemansvriend. Toch weerspiegelde zijn lied ‘De Bontgevederde Vogel‘ (uit Jeremia, Hoofdstuk 12) alles waar de Amerikanen voor vochten: moeder, gezin en God. Bij de aanval van de Japanners op Okinawa hieven ze —volgens de Nashville-versie — als strijdkreet aan: ‘Naar de hel met Roosevelt, naar de hel met Babe Ruth, naar de hel met Roy Acuff!‘ Acuff ging niet naar de hel. Hij ging naar huis in Nashville. Maar al brak Acuff alle records met zijn volle zalen, al werd Nashville overstroomd met uitgeverijen die de concurrentie met Acuff-Rose Music aanbonden, al werd de Opry Show steeds populairder, de mensen in Nashville schenen niet te beseffen wat voor een goudmijn ze in hun midden hadden. Ernst Tubb zegt, kennelijk wat overdreven: ‘Toen ik in 1943 bij de Orpy kwam, was Roy de grootste zanger in het land. Maar er was geen enkele zaak in Nashville die country music verkocht. Als je een grote zaak binnenliep en vroeg of ze een country-plaat hadden, werd je in je gezicht uitgelachen. Ze verkochten alleen maar ‘pop’-muziek, en daar bedoelden ze muziek uit New York mee.‘ Daarom begon Tubb zelf een platenhandel. Nashville leerde snel. Het hele land luisterde nu naar country music, dus Nashville zou er wel voor zorgen dat de platen er kwamen. De country music was al twintig jaar lang een business, maar slecht georganiseerd. Nu was de tijd van de onschuld echter voorbij. Tin Pan Alley werd herboren — met een zuidelijk accent en cowboylaarzen. De hits werden aan de lopende band gemaakt. De tekst werd ontdaan van verwijzingen naar het zuiden, het boerenleven of wat ook maar aanstoot zou kunnen geven. Na het trauma van de oorlog wilde Amerika een muziek die gemakkelijk in het gehoor lag. Enkelen probeerden de muziek zuiver te houden om te voorkomen dat ze niet meer werd dan een overblijfsel van de vaudeville of minstrelshows. Maar zij waren uitzonderingen. Bill Monroe die met zijn bluegrass de mandoline en de banjo muzikaal meer aanzien had gegeven, nam steeds meer afstand van de Opry. ‘Ik deed in de muziek wat ik erin wilde hebben,’ vertelde Monroe me. ‘Je hoort er Schotse doedelzakken en methodistische hymnen in. Ik speelde alleen wat zuiver was. Bluegrass is de zuiverste muziek ter wereld, zonder sex of smerigheid.’ Een andere uitzondering vormde Hiram ‘Hank’ Williams. Ernest Tubb zegt: ‘Williams luisterde in zijn jeugd naar Jimmie Rodgers en die werd zijn grote voorbeeld. Roy Acuff was ook een bron van inspiratie voor hem. Toen kwam ik, en hij zei tegen me: “Ik ging jouw liedjes zingen. Ik hield van Roy Acuff en ik hield van jou, maar tenslotte belandde ik precies tussen jullie in.” Maar hij kwam wel zo goed terecht dat hij Roy Acuff overschaduwde. Hij leek de vleesgeworden country music. Op het hoogtepunt van zijn roem zag hij er uit als een boerenjongen die een avondje uit is in de stad. Met zijn cowboyhoed, opzichtige kleren en geldsmijterij werd hij ook een voorbeeld voor zijn aanhangers. Williams was geboren in 1923 in een blokhut even buiten Mont Olive in de staat Alabama. Hij had een eenzame jeugd en werd verwaarloosd. Toen hij zeven was kreeg hij een oude gitaar van zijn moeder. Daarna bracht hij de meeste tijd door in de stad. Hij werkte als schoenpoetser, verkocht pinda’s en leerde de blues van een straatzanger Teetot genaamd. Hij was net vijftien jaar toen hij voorgoed uit huis ging en een orkest vormde — The Drifting Cowboys — dat op dansavonden en kermissen speelde. Eén keer deed hij in Texas mee aan een rodeo, waardoor hij in een ziekenhuis belandde met een kapotte rug. Hij ging bij een medicine-show werken en ontmoette zijn toekomstige vrouw Audrey, die zijn zakelijk leidster worden zou. Hij was toen al stevig aan de drank en soms stortte hij in op het podium, maar hij behield een grote aanhang. In 1948 kreeg hij een contract bij Acuff-Rose en maakte zijn platendebuut. De rest is Hank Williams geschiedenis: elf nummer 1-hits in korte tijd. |