Page 45 - Moonpub Magazine Nbr. 1
P. 45

Op  deze  verrassende  uitbreiding  van  het  zangthema  volgen  nog  twee  korte

                                 slotzinnen. De eerste (maat 88) put uit de energie van het beginmotief van het

                                 hoofdthema, dat als het ware voortdurend popelend op de kans gewacht heeft,

                                 om de muziek nog eens tot groote hoogte op te stuwen, hetgeen hier inderdaad


                                 geschiedt, en de tweede:


















                                 is melodisch duidelijk ontleend aan het aanvangsmotief van het zangthema. Deze

                                 slotzinnen brengen dus geen niéuwe gedachten, doch zij ronden de expositie op

                                 zeer welsprekende wijze af.





                                 Wanneer wij de expositie nog eens in haar geheel overzien, valt het ons op, door

                                 welk een organische eenheid van gedachten zij van begin tot eind gedragen wordt!

                                 Tracht men de voornaamste muzikale gedachten lot hun eenvoudigste vorm, tot

                                 hun beginstaat terug te brengen, dan kan men twee motieven aanwijzen, waaruit

                                 de gehele expositie als het ware is gegroeid:



















                                 Dat er tussen beide motieven verband bestaat, hebben wij hierboven reeds gezien.

                                 In  de  moderne  compositieleer  gebruikt  men  gaarne  de  term  „kiemcel’’,  om

                                 daarmede een kort motief aan te duiden, dat ten grondslag ligt aan een bepaalde

                                 compositie, en waarvan het thematisch materiaal in hoofdzaak is afgeleid of beter

                                 gezegd: waaraan alle gedachten, welke in het werk naar voren treden, in zekere


                                 zin  ontsproten  zijn.  Daar  deze  term  eerst  in  de  lateren  tijd  gemeengoed  is

                                 geworden (het woord „celluie” werd in deze betekenis naar ik meen het eerst door

                                 Vincent  d’Indy  in  diens  „Cours  de  Composition  musicale",  1909,  gebruikt),

                                 verkeert men dikwijls in de mening, dat men hier met een modern verschijnsel te

                                 doen heeft. Dat dergelijke thematische kiemcellen ook bij de klassieke meesters

                                 wel degelijk te vinden zijn, bewijst deze Eerste Symfonie van Beethoven.
   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50