Page 44 - Moonpub Magazine Nbr. 1
P. 44
Na de sterke accoorden waarmede het thema besloten wordt, treedt opeens een
verstilling in het orkest. Men zou denken, dat het tweede thema definitief was
afgesloten, doch nu nemen violoncellen en contrabassen het beginmotief van het
thema nog eens fluisterend over en drijven het snel de diepte in. Het is alsof het
motief in breede, donkere plooien uiteenvalt. Deze plotselinge val heeft tevens
binnen twee maten tijds aanleiding gegeven tot een ingrijpende modulatie: van G
is men naar Bes verplaatst, en ook hierdoor wordt de stemming van het stuk
ingrijpend veranderd.
Er is een schaduw over de muziek gevallen, er ligt iets onheilspellends in deze
wijziging van het tonale aspect en dit gevoel van dreiging wordt nog verhoogd
doordat de solo-hobo een penetrante, geleidelijk aanzwellende toon tegen de
sombere bassen blaast, een toon welke, juist omdat hij zo lang wordt aangehouden,
een grote spanning veroorzaakt. Deze passage heeft iets huiveringwekkends, maar
juist wanneer men verwacht, dat zich iets zeer noodlottigs in de muziek zal gaan
voltrekken, laat de hobo den lang aangehouden f los en gaat over in een dartel
melodietje. De bassen hebben zich intusschen, op nog steeds hetzelfde rhythmische
motief, uit de sombere diepte losgemaakt, zij stijgen voortdurend, terwijl zij in het
voorbijgaan den grondtoon G weer in zijn eer herstellen, en zoo komt alles in een
ommezien op zijn pootjes terecht.
Deze passage is ongetwijfeld de meest opmerkelijke uit het gehele eerste deel van
deze symfonie. Wanneer zij ontbroken had, zou dit stuk het werk geweest zijn
van een bijzonder talentvol componist vol rijke beloften, doch het tastbaar bewijs
van zijn genialiteit zou er toch aan ontbroken hebben.
Zulk een stemmingstegenstelling, waaraan alle muzikale elementen eendrachtig
samenwerken, binnen enkele maten te kunnen voltrekken, is alleen weggelegd
voor een toondichter met een buitengewoon beeldingsvermogen.
Door menigen dirigent wordt op deze merkwaardige passage een bijzondere
nadruk gelegd door het tempo opvallend te vertragen. De partituur geeft hiertoe
echter geen enkele aanwijzing. Zulk een vertraging legt bovendien op deze passage
een pathetisch accent, dat Beethoven niet bedoeld kan hebben. Men komt de
bedoeling van de componist wellicht het meest nabij, wanneer men deze episode
binnen het algemene karakter van deze opgewekte muziek waardeert als een
staaltje van een hoog soort humor in de muziek en als zoodanig zal zij het best tot
haar recht komen, wanneer bet tempo ongewijzigd gehandhaafd blijft.