Page 58 - PanoramaDerMuziek
P. 58
Die laatste worden dan weer in tegengestelde groepen verdeeld en concerteren met
elkaar, zij leggen zo de grondslag voor wat zeventig jaar later door Corelli en Stradella
tot Concerto grosso, een concert voor verscheidene instrumenten met orkest, zou
worden. Past men het concerterende principe niet toe in de veelstemmige canzone
dan ontstaat iets, wat wij het best orkestsonate noemen, al treft men dergelijke stukken
ook onder de naam Concerto grosso aan. Dergelijke orkestsonates vormen in Venetië
en in Parijs de inleiding tot de opera, in Frankrijk zegt men dan ouverture, in Italië
later sinfonia.
De naam sonate was in die tijd alleen voor de kleine bezetting, de kamermuziek in
gebruik, de naam canzone handhaafde zich het langst in de orgelmuziek en voor het
gefugeerde allegro van een sonate. Een tijdlang sprak men van canzone alla francese
(zangstuk op zijn Frans), daarna van canzone da sonar (zangstuk om te spelen), maar
tenslotte won de naam sonata (speelstuk) het van de in letterlijke zin onjuiste naam
canzone.
„Sonata, a sonanda,” zegt Michael Praetorius, „wird also genannt, weil es nicht mit
Menschenstimmen sondern allein mit Instrumenten wie die Canzonen ausgeführt wird,
deren gar schone Johannes Gabrieli und andrer „canzonen” und „symphonien” zu
finden sind. Es ist aber meines Erachtens dieser der UnterscMed: dasz die Sonaten gar
gravitatisch und prachtig, auf Motetten Art gesetzt sind, die canzonen aber mit vielen
schwarzen Noten frisch, fröWich und geschwinde hindurch passieren” (Syntagma
musicum).
Naast de bezetting met drie solo-instrumenten met b.c. van Giov. Gabrieli, die we
Quadro of A quattro noemen, werd vooral die voor twee solo-instrumenten met b.c.,
waarvan Salomone Rossi in 1613 het eerste voorbeeld gaf en die we Triosonate of A
tre noemen, geliefd. Aan deze zetting gaf de Barok de voorkeur boven die voor één
solo-instrument met b.c., de z.g. solosonate of A due (daarom ook beter duo-sonate),
die voor het eerst voorkomt bij Biagio Marini in 1617.
Solo-instrumenten konden zijn: violen, die sedert ongeveer 1590 de huidige vorm
hadden, blokfluiten, op het eind der 17de eeuw ook. dwarsfluiten, cornetten (Duits:
Zinken, rechte of kromme houten of ivoren hoorns, soms met leer bekleed), gamben
(strijkinstrumenten met 5-7 snaren, in kwarten en een terts gestemd), hobo’s. Op de
duur ging de voorkeur meer en meer uit naar de viool. De b.c. kon worden uitgevoerd
op orgel, clavecimbel, luit, basluit, gitaar of harp. Op de duur werd het orgel of het
klavier regel, in het laatste geval moest een violoncello of fagot de snel wegstervende
bassen ondersteunen.