Page 59 - PanoramaDerMuziek
P. 59
De eerste klaviersonates schreef Johann Kuhnau (1660- 1722), een aantal daarvan,
de Biblische Historiën, trachten bijbelse geschiedenissen met muzikale middelen voor
de geest te roepen. De sonate had in de aanvang zeer veel kleine delen, die
onmiddeilijk in elkaar overgingen. Geleidelijk aan verminderden ze in aantal en werden
ze uit- gebreider. Hadden de delen danskarakter dan sprak men van kamer-, anders
van kerksonate. In de bloeitijd - de tijd van Arcangelo Corelli (1653-1713) - bestonden
ze uit vier delen: langzaam - snel - langzaam - snel. Die vorm hadden toen ook alle
andere afstammelingen der canzone: het concerto grosso, de opera-inleiding, de
orkestsonate. De Franse ouverture liet echter het laatste deel vervallen. Trouwens ook
in Italië moest de vierdelig- heid op de duur voor de driedeligheid wijken. Antonio
Vivaldi (± 1680-1743) schreef zijn jieerlijke Concerti grossi en solo concerten in drie
delen: snel - langzaam - snel en vond daarmee algemeen navolging, ook in Duitsland,
waar J. S. Bach deze volgorde in zijn Brandenburgse concerten en concerten voor 1,
2, 3, en 4 klavieren en voor 1 of 2 violen van hem overnam.
Alessandro Scarlatti (1659-1725) had reeds eerder de driedelige vorm - waarbij dus
van de oude kerksonate het eerste langzame deel kwam te vervallen, (of om helemaal
correct te zijn: het tweede, meestal heel beknopte, langzame deel kwam te vervallen
en het eerste, meer uitgebreide deel kwam op de tweede plaats) - ingevoerd in de
opera-ouverture, of zoals men in Italië zeide: de sinfonia.