Page 55 - PanoramaDerMuziek
P. 55
Een waarlijk meester was ook Johann Hermann Schein .(1586-1630), groot zowel op
kerkelijk als op wereldlijk gebied. Vol barokke pracht en praal zijn de 8 tot 20 stemmige
motetten uit zijn Musica divina en zijn 14 stemmige Te Deum, zij hebben echter niet
de diep doorleefde ernst, de tragiek of het suggestieve van de werken van Schütz.
Kostelijke dansen vindt men in zijn Banchetto musicale, meerstemmige liederen in het
Venuskranzlein, Studenten- schmaus en de Musica boscareccia of Waldliedlein. Zijn
meest bekende werk is het Cantional oder Gesangbuch augsburgischer Konfession zu
4-6 Stimmen, dat 312 koraalbewerkingen bevat. De dichter Paul Fleming dichtte zes
jaren na Scheins dood:
„Wir tonen nach dem Besten:
Ein „Waldlied” aus dem
Schein und sein „Studenten-schmaus”
Musz ganz von vornen an gesungen werden aus.
Wir figurieren ) wohl.
1
Die schonen Riinste steigen
Auch mit dem Trunke stets.
Diorben ), Floten, Geigen
2
Sind unser taglich Spiel”.
Het monodische lied, de „aria” werd naar het voorbeeld van Caccini in Duitsland
ingevoerd door den neef en leerling van Fleinrich Schütz, Heinrich Albert, die 9 delen
Arien publiceerde. Heinrich Albert (1604-1651) was een zeer bescheiden man en een
beminnelijke natuur. In het voorwoord van zijn Arien schreef hij: „ik verzoek den lezer
niet te denken dat ik mij verbeeld met mijn melodieën grote kunst aan het licht te
brengen, want dan zou men mij onrecht doen. En ik houd het er voor dat wel ieder,
die een beetje zingen kan, gemakkelijk een melodie of wijsje kan voortbrengen, dat
later door gewoonte goed zou schijnen.”