Page 39 - PanoramaDerMuziek
P. 39

Ockeghem werkte aan het Franse hof en was thesaurier van de abdij S. Martin te Tours.
        Obrecht werkte in zijn geboortestad Bergen op Zoom, Antwerpen, Kamerijk, Brugge
        en Ferrara, waar hij stierf. Hij was de leermeester van Erasmus.


        Belangrijke Duitse tijdgenoten waren Adam von Fulda en Alexander Agricola. Met

        hen begint eigenlijk eerst de meerstemmige muziek in Duitsland, want de onbeholpen
        pogingen van den laten minnesanger Oswald von Wolkenstein mogen nog geen
        gewicht in de schaal leggen. Een belangrijk orgelcomponistwas Conrad Paumann
        (ca. 1473), die een orgelmethode, Fundamentum organisandi, schreef.


        De voornaamste meesters van de derde school zijn Josquin des Prez, Pierre de la
        Rue en Henric Isaac.


        Josquin des Prez (ca. 1450-1521), Henegouwer van geboorte, werkte lang in Italië,
        waar hij de Renaissance- geest inademde, daarna aan het Franse hof en stierf te Cohdé.

        Reeds zijn tijdgenoten beschouwden hem als den grootsten meester van zijn tijd. Door
        zijn toedoen voltrekt zich een wijziging van de muzikale smaak, die lang blijft nawerken.
        Terwijl de muziek der 14de en 15de eeuw een heterogene klank najaagt, d.w.z. zoveel
        mogelijk de partijen op zichzelf wil laten horen en zo min mogelijk versmelting zoekt
        in harmonie, zoekt de 16de eeuw juist een homogeen, een gelijksoortig geluid. De
        ongelijksoortige bezetting, met zangstemmen en instrumenten, verdwijnt dus langzaam
        aan en maakt plaats voor een gelijksoortige, met zangstemmen alleen of met één soort
        van instrumenten, b.v. alleen strijkers, alleen fluiten, alleen fagotten, alleen trompetten.
        Het  gevolg  was  dat  deze  instrumenten  nu  in  „koren”  gebouwd  werden,  d.w.z.  in

        verschillende grootten overeenkomend met de omvang der menselijke stemmen. Voor
        de hogere kunstmuziek, in het bijzonder de kerkmuziek betekende dit: a capella zetting
        en met Josquin begint de bloeitijd van de muziek voor deze bezetting.


                                                  Josquins missen behoren grotendeels nog tot het
                                                  oudere type, b.v. die over l’homme armé (2 stuks),
                                                  la sol fa re mi, Hercules dux Ferrariae, die nog over
                                                  een c.f. geschreven zijn: 1’homme armé over het
                                                  steeds  wéér  gebruikte  lied,  la  sol  fa  re  mi
                                                  geïnspireerd  door  het  stopwoord  „Lasci  fare  mi”
                                                  (laat mij maar begaan) van den hertog van Ferrara
                                                  (la sol fa re mi kan zijn a g f d e, d c bes g a en e d

                                                  c a b), Hercules dux Ferrariae over de klinkers uit
                                                  deze        naam         en      die       omgezet          tot
                                                  solmisatielettergrepen: e-u-e-u-e-a-i-e: re ut re
                                                  ut re fa mi re. De missen Da Pacem en Pange lingua
                                                  ontlenen haar motieven vrij aan de Gregoriaanse
        melodieën, waaraan zij haar naam danken en zijn zuiver a cappella. Ook prachtige
        motetten en kostelijke chansons heeft hij geschreven. Het motet had in die tijd alleen
        nog bij uitzondering meerdere teksten tegelijk; die zonderlinge gewoonte was reeds
        sinds Dufay minder gebruikelijk.
   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44