Page 34 - PanoramaDerMuziek
P. 34

Nemen wij Gothiek in de negatieve zin van „onklassiek” d.w.z. als „anders dan de
        antieke kunst”, dan vinden wij het Gothische reeds in de polyphone schrijfwijze zelf,
        in het gebruik maken van meer stemmen tegelijk, dus in de gemeenschapsuiting in
        tegenstelling tot de uiting van het individu.


        In  de  eerste  tijd  der  meerstemmige  compositie,  die  samenvalt  met  de  Romaanse

        periode, spant de componist zijn melodieën als bogen van de ene lang aangehouden
        toon ener liturgische melodie naar de andere. Deze liturgische melodie blijft voor de
        kerkmuziek onontbeerlijk tot in de eerste helft der 15de eeuw, dan maakt zij dikwijls
        plaats  voor  een  wereldlijke,  een  volkslied  of  een  kunstlied.  De  rhythmiek,  die  in
        wiskundige verhoudingen gevangen wordt, wordt steeds gecompliceerder en ook de
        vorm  wordt  tot  een  ingewikkelde  wiskundige  structuur.  Geestelijke  teksten  met
        kerkelijke  melodieën  worden  in  de  mo-  tetus  gepaard  aan  sentimentele  of  frivole
        wereldse liederen, die zonder enig verband of verwantschap naast elkaar gaan en toch
        tezamen een geheel vormen.


        Omstreeks 1323 grijpt de paus in en de kerkmuziek treedt op de achtergrond. De
        muziekgeschiedenis noemt deze overwegend wereldlijke periode Ars Nova. In Italië

        kan men deze nauwelijks tot de Gothiek rekenen, enerzijds door haar klare, heldere
        klank, haar relatieve ongecompliceerdheid en duidelijke scandering, anderzijds, daar
        zij  grotendeels  rekening  houdt  met  één  zanger,  gesecondeerd  door  twee
        instrumentalisten en dus het individuele weer accentueert. Trouwens ook de Franse
        Ars Nova rekent met een of twee vocale solisten en een of twee instrumentalisten en
        vertolkt zeer individuele gevoelens, zij het literair op tamelijk onpersoonlijke, want
        sterk cliché-achtigs wijze. Herhaaldelijk worden beelden aan de oudheid ontleend en
        men zou de mening kunnen verdedigen ook hier met een zeer vroege Renaissance
        en dus een niet-Gothische tijds-enclave te doen te hebben. Een van de woordvoerders

        en,belangrijkste  componisten  dezer  periode,  Philippe  de  Vitry  vertaalde  o.a.  de
        Metamorphosen van Ovidius. Zijn compositie-techniek, het samenweefsel van drie of
        vier  zich  zeer  zelfstandig  gedragende  partijen,  kunstig  mathematisch  op  elkaar
        gestapeld,  is  echter  zeker  een  erfenis  der  Gothiek.  Renaissance  en  Gothiek  zijn
        overigens in de toonkunst niet steeds streng te scheiden.


                                                     De  doorzichtige  lichte  stijl  der  Bourgondiërs
                                                     (eerste  helft  der  15de  eeuw,  voornaamste
                                                     meesters Dufay  en Binchois),  met  de  scherp
                                                      zich aftekenende afzonderlijke partijen, waaruit
                                                      eerst indirect een geheel ontstaat, met de heldere

                                                      lichte klank, die geen eigenlijke bassen kent, en
                                                      met  haar  fragiele,  precieus  gerhythmeerde
                                                      melodiek herinnert aan de glasschilderkunst, die
                                                       zulk een typerende uiting van de Gothiek is.
   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39