Page 20 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 20

Wat P y t h a g o r a s in muzikaal opzicht van de Egyptenaren geleerd
          heeft, is niet met zekerheid bekend. Naar alle waarschijnlijkheid echter

          heeft hij van hen het mathematisch vaststellen der toonhoogte, met
          behulp van het monochovd berekend, overgenomen.

             C a r s t e n N i e b u h r verhaalt in zijn beschrijving van Egypte o. a.,
          dat de vrouwen en mannen, wanneer zij geen trommels bij de hand

          hebben, den rhythmus hunner liederen markeeren door handgeklap. Dit
          nog heden geldend gebruik vindt men reeds op de oudste Egyptische
          monumenten. In het algemeen treft men daarop verschillende bewegingen

          der musiceerende personen aan, die doen vermoeden, dat de rhythmus
          bij dat volk zeer ontwikkeld was.

             De ontwikkeling der Egyptische muziek staat in nauw verband met
          de politieke geschiedenis van het land. L e p s i u s stelt het begin der

          regeering van den eersten Pharao vast in het jaar 3892 vóór Chr. In
          denzelfden tijd zouden ook de „zeven heilige klanken , nl. zeven door
                                                                                       ”
          de priesters vastgestelde en door in dienst van den tempel staande
          vrouwen gezongen tonen de eenige wettige geweest zijn. Dit was

          zuiver vokale muziek en de medewerking van instrumenten daarbij
          uitgesloten.

                                                                                                 ”
                                                        e
             Op de gedenkteekenen der 4 dynastie van het „oude rijk zien wij,
          naast een koor van zangeressen, reeds een harpenaar, alsmede mannen,
          die de tonen met pantomimes begeleiden. Deze voorstelling vindt men
                                                                                 -
          o. a. op het graf van lm ai, priester in den Ptah tempel te Memphis.

          Een knielende harpspeler grijpt met beide handen in een groot, met
          acht snaren bespannen instrument ; tegenover hem staat de muziek                                   -
          direkteur, die de holle hand aan de oorschelp brengt, als om den

          harpspeler goed te hooren. Hij leidt den zang van zes zangeressen,
          die den rhythmus met de handen slaan. Daarbij dansen drie mannen,

          hand en voet gelijkmatig opheffend, en een vierde, de voordanser,
          maakt met de opgeheven armen een beweging, alsof hij wil ronddraaien.

          Met behulp van hieroglyphen zijn de verschillende personen : „harp                                 -
          speler , „zangers , „dansers , nader aangeduid. Op een ander graf, bij
                                                  ”
                  ”
                                  ”
          Gizeh, spelen eveneens twee harpspelers knielend op groote instrumenten,
          zangers hurken vóór hen, de hand aan het oor ; maar hier komt ook
   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25