Page 17 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 17

II. Strijkinstrumenten :

              Het eenige is de rebab, met 2 snaren bespannen en bespeeld op de
           wijze van een violoncel. Dit instrument komt ook bij de Arabieren voor.


              III. Tokkelinstrumenten :
              a) De kendang en ketipoeng, ketelvormige trommen met twee trom                                 -
                                         -
           menvellen van geiten of ander leder, waarvan het grootste met de
                    -
           rechter , het kleinste met de linkerhand wordt bespeeld.
                                                      -
              b) De tjelempoeng, een vijf of zessnarige cither, die met de vingers,
           of met een stift wordt bespeeld.


              IV. Blaasinstrumenten :
              De soeling, een bamboezen fluit met 7 gaatjes.

              Naar het toonstelsel wordt de gamelan onderscheiden in salèndvo
           en pélog ; de eerste heeft een gamma van vijf intervallen, de laatste
           een van zeven.

              De gamelan werkt ook mede bij de wajang, tooneelvertooning, die
                                                                                                   -
          onderscheiden wordt in wajang~wong = menschenspel, wajang kroetjil,
                                           -
           poppenspel, en wajang koelit, schimmenspel.
   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22