Page 25 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 25

overeen. Weinig of niets is met zekerheid te zeggen over de toon                                    -
         kunst der Assyriërs, Babyloniêrs, Phoeniciërs, Meden en Perzen.

             De Assyrische muziek schijnt zich nergens boven het standpunt van
         zingenot verheven te hebben en diende bijna uitsluitend tot verheer                                 -

                                                      ’
         lijking der macht van Assyrië s koningen. Aan verscheidenheid van
         instrumenten schijnt het overigens dit volk niet ontbroken te hebben.
         Harpen, cymbalen, dubbelfluiten en trommels vindt men op hun monu                                   -

         menten afgebeeld ; met deze instrumenten trokken mannen en vrouwen
         den terugkeerenden overwinnaar te gemoet.

             Van gelijke beteekenis schijnt de toonkunst in Babylon geweest te
         zijn. Talrijke instrumenten, sterk bezette orkesten werden gebruikt bij

         plechtige feesten. Zoo lezen wij o. a. in het boek Dani ël (III, 4, 5),
         dat de muziek het teeken gaf tot aanbidding van het gouden beeld,

         dat Nebukadnezar in de vlakte van Dura liet plaatsen: „En de heraut
         riep met macht: u volken, geslachten en tongen wordt gezegd : zoodra

         gij den klank der trompetten, pijpen en cithers, der sambuken, psalters,
         der symphonieën en allerlei muziekspel hoort, valt neder en bidt het
         gouden beeld aan, dat Nebukadnezar, de koning, heeft opgericht.                                     "

             In dit citaat worden twee eigenaardige Babylonische instrumenten

         genoemd, nl. de sambuka en de sumphoneia. Laatstgenoemd instrument
         ging op de Israëlieten over.
   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30