Page 49 - PanoramaDerMuziek
P. 49
Ook Caccini componeerde deze tekst, beide opera’s werden gedrukt en zijn bewaard.
De muziek stelt zich in deze werken geheel in dienst van het gegeven en maakt voor
zichzelf geen aanspraak op schoonheid, ze berust bijna uitsluitend op recitatief,
begeleid door harmonieën, waarvan alleen de bas is aangegeven, die improviserend
moesten worden uitgewerkt. Deze gewoonte handhaafde zich tot het midden der 18de
eeuw en is zo typerend voor de Barok, dat de grote musicoloog Riemann deze als
Generalbasz-Zeitalter aanduidt. De Italiaanse term voor generale bas is basso continuo,
afgekort b.c., de Nederlandse: volgbas.
Naar Grieks voorbeeld waren op het einde der bedrijven koren aangebracht.
In 1600 werd ook te Rome voor het eerst een opera vertoond, de Rappresentazione
di Anima e di Corpo (Spel van ziel en lichaam), een rappresentazione sacra met
gebruikmaking van de nieuwe uitdrukkingsmiddelen der opera, gecomponeerd door
Emilio del Cavaliere (ook Cavalieri genaamd). Hiermee deed een geestelijk operatype
zijn intrede. Het aandeel der muziek was reeds belang- rijker, het aantal koren zeer
groot (24), naast recitatieven vindt men stukken van rijker melodische ontplooiing.
Onder invloed van de opera begon de R.K. kerkmuziek na 1600 sterk te
verwereldlijken, haar bloeitijd was voorbij. Het voorbeeld van Viadana, die daarin de
monodische schrijfwijze introduceerde, vond gerede navolging. Het madrigaal nam
de b.c. op en dit leidde op de duur tot vermindering van het aantal stemmen, bij
Caccini tot doorgecomponeerde stukken voor 1 stem met b.c., die hij 'ook nog
madrigalen noemt, bij Monteverde e.a. tot meerdelige composities voor zang,
instumenten en b.c. of b.c. alleen, die oorspronkelijk nog madrigaal, later cantate
genoemd worden. Strofeliederen met basso continuo, dus monodische camzonetten,
noemt hij „aria”. De aria is dus oorspronkelijk een stuk met echt liedkarakter, later
wordt zij juist een tegenstelling tot het lied: een groter opgezet zangstuk met virtuoze
inslag.
Italiaanse Barok-opera
De rijpste vrucht der muzikale Renaissance viel in de tuin van de Barok. Deze nieuwe
cultuurperiode waardeerde in de opera niet zozeer de reconstructie van een antieke
vorm als wel de dramatiek zelf. De Barok is vóór alles uitdrukking van beweging, kracht.
Geen stilstand, maar handeling. Geen ingetogenheid, maar groot gebaar, tot aan de
pose toe, uitbeelding van het grootse, geweldige. Ook in de beeldende kunst neigt hij
tot dramatiseren, tot het weergeven van actie; de dichtkunst hervindt eveneens het
drama: Shakespeare, Vondel, Racine, Corneille.