Page 46 - PanoramaDerMuziek
P. 46

Muziekdruk, orgel- en klaviermuziek



        De 16de eeuw is enerzijds de oogsttijd der kerkelijke en wereldlijke vocale muziek, de
        bekroning van een eeuwenlang streven, anderzijds is zij het begin van veel wat in de
        komende eeuwen tot bloei en rijpheid komen zou.


        De instrumentale muziek b.v. die tot dusverre bijna steeds geïmproviseerd werd, wordt
        in de 16de eeuw vaker opgeschreven en ook uitgegeven. De muziekdruk was in 1498

        door  Petrucci  te  Venetië  uitgevonden,  en  Venetië,  Parijs,  Augsburg,  Neurenberg,
        Mainz, Antwerpen en Leuven werden spoedig centra van muziekuitgeverij. In Venetië
        verscheen als eerste uitgave van Petrucci het Odhecaton (1501), dat chansons van
        Nederlandse meesters bevat, die hier bedoeld zijn om gespeeld en niet om gezongen
        te worden, Attaingnant in Parijs en Susato in Antwerpen gaven resp. ongeveer 30 en
        50 jaar later bundels dansmuziek met pavanen, gaillardes, bransles, voltes, allemandes
        e.d.  uit.  Bij  Attaingnant  verscheen  ook  de  eerste  gedrukte  muziek  voor
        toetsinstrumenten.  Antonio  de  Cabezon  (1510-1566)  te  Madrid  en  Jean  Titelouze
        (1563-1633) te Parijs zijn omstreeks resp. het midden en het einde der eeuw grote

        organisten.


        De luitmuziek staat in hoge ere. In Engeland vindt men tussen 1575 en 1625 een hele
        school componisten voor het virginaal, een soort spinet. Deze Virginalisten scheppen
        voor het eerst een eigenlijke aan het instrument aangepaste stijl. Hun werken vindt
        men gedrukt in de Pathenia, in handschrift in het Fitz-William Virginalbook. Een der
        beroemdsten  was  wel  Dr.  John  Buil  (1563-1628).  Sommigen  van  hen,  zoals  Byrd
        (1539-1623)  en  Tallis  (ca.  1585)  waren  ook  grote  meesters  van  de  katholieke
        kerkmuziek, anderen, zoals Gibbons (1583-1625) en Dowland (1563— 1626) voerden
        het madrigaal op Engelse tekst tot grote hoogte op.


        Een wisselwerking bestond tussen de Virginalisten en de Amsterdamse organist Jan

        Pieters Sweelinck (1562-1621), die vooral in zijn Variaties (b.v. over Mein junges Leben
        hat  eind  End  of  Est  ce  Mars)  bun  invloed  toont.  Ofschoon  hij  ook  koorwerken
        geschreven heeft: psalmen, motetten, madrigalen, chansons, die in schoonheid zijn
        instrumentale werken overtreffen, ligt zijn grote betekenis toch in zijn instrumentale
        werken, b.v. zijn chromatische Fantasie. Zijn fantasieën vormen een belangrijke schakel
        tussen de oudere ricercaren en fantasieën der Italianen, zoals Giov. Gabrieli, en de
        fuga’s van Bach. Talrijke leerlingen, de beroemdste daarvan: Samuel Scheidt (1587-
        1654), droegen zijn ontdekkingen naar Noord-Duitsland.



        Niet minder belangrijk is Girolamo Frescobaldi (1583- 1643), wiens orgelstijl kleuriger,
        bloeiender is en vrijer. Belangrijk zijn o.a. zijn Toccate alla levazione, wijdingsvolle
        stukken, die gespeeld werden als de priester de Hostie toonde vóór de consecratie.
        Zijn voornaamste leerling was Johann Jakob Froberger (1616-1667).
   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51