Page 45 - PanoramaDerMuziek
P. 45
Hans Leo Haszler (1564-1612) is de eerste
grote Duitse meester, die zijn opleiding in Italië
genoten heeft en wel bij Andrea Gabrieli te
Venetië. De Italiaanse invloed erkent hij openlijk
in de titel van zijn Neue teutsche Gesang nach Art
der welschen Madrigalien und Kanzonetten, deze
bekentenis moet echter klaarblijkelijk als aan-
beveling dienen, de nieuwe Italiaanse vormen
waren geliefd in Duitsland.
Zijn Lustgarten neuer deutscher Gesang bevat ook
Balletti, Galiarden und Intraden, zijn Venusgarten
„neue lustige liebliche Tanze teutscher und
polnischer Art”. Een zijner canzonetten, „Mein G’müt ist mir verwirret von einer
Jungfrau zart” werd in de evangelische kerk opgenomen o.a. met de tekst „O Haupt
voll Blut und Wunden” en komt ook voor in de gezangen der Nederlands Hervormde
Kerk, nieuwe bundel, Gezang 32, 43, 180a. Haszler componeerde ook missen,
motetten, psalmen und christliche Gesange (polyphoon) ën Kirchen- gesange
(homophoon).
Hasslers werk vertoont sterk de
invloed van het Italiaanse madrigaal,
maar bouwt eveneens voort op de
traditie van Lassus. Hij componeerde
relatief weinig, maar wat hij naliet, is
van een uitzonderlijke kwaliteit en erg
gevarieerd. Naast profane en religieuze
meerstemmige liederen en psalmen, in
het Duits en Italiaans, schreef hij een
aantal instrumentale werken, veelal
voor koperblazers. Hij was protestant,
maar werd als componist ook door
katholieken hoog in het vaandel
gedragen. Het belang van Hassler zit
hoofdzakelijk in zijn bemiddelende
functie tussen de Duitse liedstijl en
Italiaanse canzonette; hij effende de
weg voor de Duitse Barokmuziek.
Bekende liederen van Hassler zijn
onder meer Tanzen und springen,
Herzlieb zu dir allein, Ach Weh des
Leiden, Vivan sempre i pastori en Auß
tieffer Noth. Het beroemdst is
waarschijnlijk Mein Gmüth ist mir
verwirret; deze melodie werd door
Johann Crüger gekopieerd en
vervolgens door Bach gebruikt, als basis
voor het koraal O Haupt voll Blut und
Wunden uit diens Mattheuspassie.