Page 33 - PanoramaDerMuziek
P. 33
De Gothiek begint echter in de beeldende kunst reeds veel vroeger: omstreeks 1225.
In de muziekgeschiedenis wordt dit jaartal niet als een belangrijk keerpunt beschouwd
en vindt men eerst circa honderd jaar later een werkelijk nieuwe stijl, die zichzelf als
Ars Nova aan- kondigde. Deze kunst is echter overwegend wereldlijk en biedt dus
reeds daardoor weinig aanknopingspunten met de ons bekende Gothiek. Het is
trouwens zeer moeilijk: parallellen te trekken tussen de Gothische bouwkunst en. de
muziek. Misschien zou men deze kunnen aanwijzen in het sterke wiskundige element,
dat zowel de bouwkunst als de muziek dier eeuwen beheerst. In de muziek begint dit
wiskundige element inderdaad omstreeks 1225 op te treden en wel door de
rationalisering van de beweging: de stilering van het vrije, d.w.z. geheel ongemeten
rhythme van voordien, tot nauwkeurig in tijdduur tegen elkaar afgemeten tonen. Dit
geschiedt voor het eerst in de kunst van Perotinus, den kapelmeester aan de toenmalige
Nötre Dame te Parijs. De voorliefde voor de driedeligheid van maat en tijdeenheid ad
majorem gloriam Trinitatis, ter ere van de heilige Drieëenheid, wijst op invloed van
de Mystiek, die het Gothische denken genoemd zou kunnen worden, de geest, waaruit
alle Gothiek voortvloeit.
Het kenmerk van het Romaans is de ronde, van de Gothiek de spitsboog. Voor mijn
gevoel is dit meer dan het toevallige gevolg van de oplossing van een bouwkunstig
probleem. De rondboog sluit iets af, de spitsboog wijst naar elders. Het Romaans zegt:
“het is hier, hier, onder dit gewelf, is het heilige”, de Gothiek zegt: “het is ginds” en
wijst omhoog. De Romaanse kathedraal is een “domus Dei”, het huis Gods, de
Gothische een “porta Caeli”, een poort des hemels. De muziek nu van de Ode tot de
16de eeuw heeft dezelfde tendens: “tibi patria caelum”, „de hemel, is uw vaderland”
schijnt zij ia duizend varianten te zeggen. Alles is op „ginds” gericht cn niet op „hier”.
Wanneer Jacob Obrecht (Hobrecht) in zijn Missa „sub tuum praesidium” de heilige
maagd eert door steeds meer hymnen te harer ere dwars door de mistekst der overige
stemmen heen te laten zingen, bekommert hij er zich niet om of de gelovigen nog een
woord zullen verstaan. Zijn muziek is op de hemel gericht,het feit is voldoende dat al
deze Marialiederen kunstig in de mis zijn ingeweven en met de overige gebeden en
belijdenissen ten hemel stijgen.
Hoe staat het echter met de zin voor humor, met de verrassende vermenging van
koddige realistiek en eeuwig- heidsdrang, van speelse fantasie en hechte constructie,
die in de Gothische bouwkunst zulk een aantrekkelijk en boeiend verbond hebben
aangegaan? Ook deze karaktertrek ontbreekt in de muziek niet. Gehele missen worden
gecomponeerd over wereldse liederen en welke wereldse liederen soms! Wanneer
een vijftiende eeuwse componist voor een kerk, waarvan de kapittelheren met hun
neuzen gratis de goede wijnen van de plaatselijke leverancier adverteren, een mis
schrijft over het spotlied op de geestelijken: „des rouges Nez”, werkt in hem dezelfde
geest die een beeldhouwer in een kapiteel dieren in monnikspij (of zijn het priesters
met dierenlijven?) doet afbeelden.