Page 17 - PanoramaDerMuziek
P. 17
Ook tot de sirventes rekent men de zeer geliefde tensos, dialogen van twee troubadours
over dikwijls zeer gezochte futiliteiten, b.v. over de vraag, wie van de twee minnaars
het minst ongelukkig is: die het gezicht verloren heeft, of die doof geworden is. Is het
verkieselijk zijn beminde overdag te paard te bezoeken of ’s nachts te voet, terwijl het
sneeuwt? Als u, evenals ik geestelijke was, zoudt u dan nonnen of begijntjes het hof
maken? (Het antw'oord is, dat begijntjes verkieselijker zijn). Wat moet men verkiezen:
in het hart van de geliefde te kunnen lezen of niets voor haar verborgen te houden?
Wat is aangenamer: monnik, gehuwd man of vrijgezel te zijn? Antwoord: vrijgezel.
Zoudt u graag het genoegen om bonen met spek te eten opgeven om een rijke erfenis
te krijgen? Wat is aangenamer: voor de ogen van uw geliefde een pak slaag van uw
vrouw te krijgen, of uw geliefde om u door haar man te zien slaan?
Ja, het was niet alles goud wat er blonk bij de troubadours. Dan waren er de chansons
de toile of d’histoire, verhaaltjes van meisjes of jonge vrouwen die, voor haar
spinnewiel gezeten, naar haar minnaar verlangen. Deze behoren reeds tot een meer
wuft genre en hebben met de hoofse liefde niets te maken. Men moet bedenken, dat
de troubadours geen monniken waren en allerminst een kuisheidsgelofte hadden
afgelegd anders dan ten opzichte van hun guerredon en als zij de ganzeveer met het
zwaard geruild hadden, vertelden zij elkaar bij het legervuur graag hun galante
avonturen.
Verwant met de chansons de toile zijn de romancen en pastourelles, verhalen van al
dan niet met succes bekroonde avontuurtjes met herderinnetjes. De teksten van deze
laatste, evenals van tal van „albas”, dageliederen, wekken het vermoeden, dat deze
kleine geschiedenisjes door meerdere personen dramatisch werden uitgebeeld. Onder
albas, aubes, of tagelieder verstaat men liederen, die de wachter op de toren in de
mond gelegd worden, om de gelieven te waarschuwen, dat de dag aanbreekt. Een
allen bekend voorbeeld uit de nieuwe literatuur is het gezang van Brangane in het
tweede bedrijf van Wagner’s Tristan en Isolde.
De troubadourskunst is meer dan enige andere de kunst van een bepaalde stand. Het
verfijnde maar ook reeds enigszins gekunstelde en onnatuurlijke zieleleven van een
beperkte kategorie van mensen komt erin tot uiting en deze mensen zijn voor het
overgrote deel geen individuen, geen zelfstandige, originele persoonlijkheden, maar
zitten tot aan de hals in de conventie. Voor het merendeel behoren zij tot de hoogste
adel van de Provence, maar we vinden onder hen ook enkele zangers van lager
geboorte; dit waren dan echter zonder uitzondering leden van het personeel en
evenzeer als hun heren op het kasteel geboren en opgevoed, zodat zij van kind af aan
in de hoofse sfeer hadden geleefd. Het is dus meer het milieu dan het bloed dat den
zanger maakt, niettemin kan men spreken van een zuiver aristocratische kunst.