Page 14 - PanoramaDerMuziek
P. 14
DE ROMAANSE PERIODE
Hoofse kunst: troubadours en tfouvères, Minnesanger; Meistersinger
In de kloosterscholen, waar vele jonge edelen opgevoed werden, werd het
instrumentenspel ijverig beoefend reeds in de 9de en 10de eeuw. Ook de jonge dames
kregen een muzikale opvoeding. Een aardig tafereel schildert de Chatelain de Coucy
in zijn roman:
A temps laissèrent le parler Et la dame prit a chanter Pour la
compaignie éjouir. A cette chanson hautement Chantèrent tous
et respondirent Et les servants les mets servirent.
Soms zwegen'zij ook onderlinge En ging de gastvrouw aan
het zingen Om het gezelschap vreugd te doen. Op dit gezang
dan luiderkeels Antwoordde dit en kwinkeleerde Terwijl de
knechten weer serveerden.
Het was in het Zuiden van Frankrijk in de Provence, waar zich
onder de hogere kringen het eerst het verlangen naar
schonere levensvormen openbaarde. Het land van de Langue
d'oc had betrekkelijk het minste van de volksverhuizing te
lijden gehad, de Romeinse elementen waren hier niet ten
onder gegaan, maar bleven integendeel toonaangevend. De
streek was vruchtbaar en rijkdom en overvloed heersten
overal. Toch bevredigde het leven de edelen niet, die op hun kruistochten de pracht
en de verfijning, de gecultiveerde omgangsvormen van Byzantium hadden leren
kennen.
En ook in het nabije Spanje, bij de Heidenen, de Moren, welk een ander leven! Hoe
was ook daar het leven tot een sprookje geworden. Dichtkunst, muziek, bouwkunst,
wetenschap, alles droeg het hare er toe bij om het leven begeerlijk te maken. Thuis
gekomen bleef de geest verlangen naar de schoonheid, die men aanschouwd had en
in de herinnering scheen alles nog eens zo mooi.
Het verlangen en de herinnering zijn altijd een sterke stimulans voor de kunst geweest.
De geest wil herscheppen, weer doorleven wat hij eens genoten heeft en daarvan
getuigen. De materiële omstandigheden verzetten zich tegen verwerkelijking van de-
droom, de phantasie schept zich een schijnwereld en zoekt daarin geluk.
Plotseling zien wij deze gehele samenleving de droom spelen, de hele periode der
troubadours is één groot gezelschapsspel, alles leeft op de grens van schijn en wezen,
half naast half in het leven, nauwelijks er van bewust wat spel en wat realiteit is. En
waarvan zal men nu anders dromen, wat zal men anders spelen, dan de liefde?
Natuurlijk droomde men niet van zijn eigen vrouw; het is merkwaardig zo zelden als
de kunstgeschiedenis vermeldt dat de dichters hun eigen gaden verheerlijkt hebben.