Page 21 - PanoramaDerMuziek
P. 21
In Noord-West-Frankrijk met zijn rijke steden en machtige burgerschap bleef de kunst
echter veel minder beperkt tot de kastelen. Een der beste dichter-zangers uit de tweede
trouvère-periode is b.v. de jongleur Colin Muset; Guillaume de Ferrières en Gautier
de Concy behoren daarentegen tot de adel.
Uit de laatste helft der 13de eeuw moeten nog genoemd worden Giraut Riquier,
hertog Flendrik van Brabant, Thibaut, graaf van Champagne en koning van Navarre,
zeer begaafd dichter en componist, zeer perfide politicus, benevens een groot aantal
burgers van Arras, die eigenlijk de Franse overgang naar de meesterzangers vormen.
Bij een van hen, Adam de la Halle moeten wij even
stilstaan: hij is de dichter-componist van de oudste
sonera-co-miaue” die ons bewaard gebleven is. Dit is
Le jeu de Robin et de Marion (1284), een spel van een
herder en een herderin en een slechte ridder, Sire
Aubert, die echter van een koude kermis thuis komt.
Terwijl het woord troubadour of trouvère het karakter
van deze kunst niet aanduidt, en ongeveer een
equivalent is voor ons „componist”, geeft het woord
„minnesanger” onmiddellijk te kennen, dat de liefde,
de “minne”, de kern van de gedachten van deze dichters is. Nu zijn „minne”
en „liefde” geen volkomen identieke begrippen: „minne” zou men eigenlijk moeten
vertalen als „aanschouwing”, contemplatie van het wezen der geliefde.
Als zodanig drukt het eigenlijk zeer zuiver de idee der hoofse liefde uit, zowel het
platonische als het mystieke komt erin tot uiting. Voortdurend voelt men de naar aardse
verhoudingen getransponeerde hemelse liefde. Het Christendom, met zijn abstracte
voorstelling der Godheid, had de Westerse mensheid overvallen, de algemeenheid
was voor de mystieke zijde daarvan nog veel minder rijp dan voor de ethische; de
behoefte om te vereren verlangde tastbare en zichtbare objecten, crucifixen,
heiligenbeelden en schilderijen moesten het heilige uit het verleden een bestendige
verschijningsvorm geven; men had echter ook de behoefte om het heilige als nog
werkzaam phenomeen in de samenleving te aanschouwen en te vereren.
Dat is opzichzelf volstrekt niet typisch middeleeuws, integendeel het is een behoefte
voor allen, die recht hebben op de naam mens, het is alleen niet aan allen gegeven
het goddelijke te zien in het leven om ons heen. Ons dat te openbaren is de taak van
den kunstenaar. Alle tijden ontdekken het weer ergens anders en het zal ook inderdaad
wel in alle dingen zijn. Het is echter wel typisch voor de troubadours en minnesanger,
dat zij het voor het eerst en uitsluitend in de vrouw zagen. Terwijl echter de troubadours
elk voor zich het ideaal in een enkele vrouw zagen, en haar alleen vereerden en
bezongen, droegen de minnesanger hun verering op aan de vrouw in het algemeen
om de wille van ene.