Page 19 - MusicInTime
P. 19

Missen en motetten
      325-1450 De waarheid van boven





                            sommige tonen een andere naam om ze makkelijker te kunnen zingen: ut
                            werd do en sa werd si of tl.
                              Guido van Arezzo schreef ook veel over een nieuw notatiesysteem op een
                            notenbalk van vele lijnen, waarbij om de toonhoogte aan te duiden de F en
                            de C benadrukt werden door gekleurde inkt. De hand en het notatiesysteem
                            van Guido floreerde al snel en stimuleerde andere componisten hun muziek
                            gedetailleerder en interessanter te maken.
                              Omstreeks het midden van de dertiende eeuw werden de composities zo
                            verfijnd dat een nieuwe, nauwkeuriger notatie nodig werd, waarbij niet
                            alleen precies de duur van elke noot te zien was, maar ook die van de rusten
                            ertussen.
                              Maten en maatstrepen moesten nog worden uitgevonden, maar de muziek-
                            metrums waren al onderverdeeld in perfect, de driedelige maatsoort (in ver­
                            band gebracht met de Heilige Drieëenheid en daarom het meest geschikt
                            voor kerkmuziek), die aangeduid werd met een cirkel; en imperfect, de twee­
                            delige, aangegeven met een halve cirkel, een C. De Kerk keurde de C af en
                            beval de O aan, of in onze termen: wel Weense walsen, maar weg met de
                            marsmuziek. Bij volksdansen heeft O altijd de voorkeur gehad, maar angli-




      Notatie
      Vrijwel alle composities, van Gregoriaans tot en met popmuziek, hebben één toon waar de melodie om
      draait. Een eenvoudige manier om muziek te noteren was een lijn te trekken die de grondtoon voorstelt
      en naarmate de melodie rees of daalde de noten erboven, erop en eronder te tekenen. De afstand tussen
      de noten kon aangeven of een toon kort of lang moest worden aangehouden.




      Aan het begin van de lijn kon een teken worden geplaatst om aan te geven met welke toon de melodie
      begon. Dat was de oorsprong van het huidige sleutelsysteem. De g-sleutel | is een verfraaide letter G, de
      f-sleutel 9 '.van de letter F. De derde IS is de c-sleutel, gebruikt voor altviool] cello en andere instrumenten.
        Van één lijn voor één toon lag het voor de hand dat zich een heel systeem ontwikkelde van lijnen en
      tussenruimten die heel precies de noten van een melodie aangaven. Kruisen t en mollen b werden toe­
      gevoegd om chromatische tonen aan te duiden die niet eigen waren aan de toonaard (of toonladder)
      waarin de melodie werd uitgevoerd.






      Allengs werd ook het ritme nauwkeuriger aangegeven door het gebruik van verschillende notenvormen
      om de duur van een toon aan te duiden. De melodie kon ook worden opgedeeld in regelmatige groepen
      van dezelfde duur - maten die het aflezen vergemakkelijkten en aangaven waar de nadrukken vielen. (De
      maatstreep staat in het algemeen meteen vóór een sterke nadruk.)


                              s . --, l                                   --------- 1-0----
                                              t—a
              =H           --- J              —      *   H-aJ-i-----  —#—é
                                                             è    J





      30
   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24