Page 21 - MusicInTime
P. 21

Missen en motetten

      325-1450              De waarheid van boven




                            uit, maar klinken heel menselijk en erg expressief. Twee werken van Pérotin
                            - Sederunt principes en Viderunt omnes - zijn op een grammofoonplaat ver­
                            krijgbaar, evenals sommige andere stukken uit het Magnus Liber.

                            De horizon wordt wijder
                            De nieuwe concentratie van musici in één hoogstaand cultuurcentrum, Pa­
                            rijs, versnelde begrijpelijkerwijs de ontwikkeling van de muziek. Het ver­
                            baast ons niet dat tweestemmige muziek al vlug werd uitgebreid tot vierstem­
                            mige, waarbij elke stem zijn eigen weg volgt en tegelijk fraai met de andere
                            samenklinkt. Niemand sprak over harmonie, maar in onze termen komt het
                            daarop neer. Ook viel te verwachten dat componisten bij name bekend wer­
                            den, al was het maar met een tegelijk en met lange tussenpozen.
                              Voor een eerzuchtig musicus was het vooralsnog de Kerk die als enige voor
                            een kennis en geld opleverende carrière kon zorgen; toch staat de dertiende
                            eeuw vooral bekend om de wederzijdse invloed van gewijde en wereldlijke
                            muziek.

                            Gezangen voor het volk
                            De muziekvorm van de dertiende eeuw was het motet (van het Franse mot,
                            woord), met als wezenlijk element de invoering van wereldlijke teksten in de
                            volkstaal. In Frankrijk, Spanje, Italië en Engeland vinden we hymnen in de
                            landstaal - dus niet in het Latijn - en wereldlijke muziek die is opgeschreven,
                            en soms heel gecompliceerd is.
                              Dat de volksmuziek lang niet primitief was weten we van Gerald Cam-
      Zingende engelen door Jan
      van Eyck.             brensis, een Welse schrijver van 1175, die vermeldt dat bij een samenkomst
                            van zijn landgenoten er evenveel verschillende stemmen te horen waren als er
                            zangers in het gezelschap waren. Het is wel zeker dat sommigen hun buur­
                            man nazongen, net als wij doen, en dat ze dan harmonieerden in tertsen en
                            sexten, die welluidende intervallen die de Kerk versmaadde, maar die En­
                            gelse componisten later over heel Europa zouden uitzaaien.
                              Zongen ze de melodie van hun buurman ook na, maar dan iets later? Zo
                            schiepen ze misschien de canon, zoals in Sumer is icumen in, Vader Jacob,
                            en van latere datum Brand in Mokum. Het idee van de canon is tegelijk slim
                            en kinderlijk. Een kind is verrukt en geboeid als het ontdekt dat er harmonie
                            ontstaat als iemand de melodie nazingt waarmee de ander is begonnen; een
                            tot het verstandelijke geneigde componist heeft er plezier in zoiets vernuftigs
                            te maken en dat nog verder uit te werken.

                            De ars nova, briljant en vindingrijk
                            De ars nova, een stroming die de muziekstijl van zijn strakke banden zou
                            bevrijden, begon in Italië in de vroege veertiende eeuw en verbreidde zich al
                            snel naar Frankrijk, waar zij samenviel met een golf van intellectuele en
                            kunstzinnige ontwikkeling. Philippe de Vitry (1291-1361) was de man die het
                            tekstboek schreef van de ars nova en de voorbeelden componeerde, die even
                            mooi als vindingrijk zijn, met politiek opruiende teksten, voor het geval de
                            belangstelling van de toehoorder anders zou verslappen.

                            Guillaume de Machaut
                            De ars nova luidde een glansrijke periode in in de Franse muziek. Ze sti­
                            muleerde het gebruik van imitatie en canon, die tot nieuwe welluidendheid
                            gebracht werden door Guillaume de Machaut (ca. 1300-1377). Hij vormde
                            een hoogtepunt in de ars nova en was een van de grootste componisten van
                            alle tijden. Hij hield van muzikaal gegoochel, wat duidelijk blijkt in zijn


      32
   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26