Page 15 - MusicInTime
P. 15

Missen en motetten

     325_I45°              De waarheid van boven





                           een lelijke opeenvolging van tonen opvangen door kleine veranderingen.

                           De notatie
                           Dat een zanger de verkeerde verandering kon aanbrengen zal wel bevorder­
                           lijk zijn geweest voor een verfijndere notatie. Omstreeks 871 schreef dan ook
                           een monnik in de omgeving van Tournai, Noord-Frankrijk, in het Grieks en
                           Latijn de tekst van het Gloria uit de katholieke mis op met boven de Griekse
                           tekst een veelheid van tekens om toonhoogte, duur en beklemtoning aan te
                           geven. Die tekens worden neumen genoemd (naar een Grieks woord voor
                           wenk of teken); ze kwamen van Byzantijnse tekens die minder duidelijk
                           waren. In de tiende eeuw kwamen ze overal in Frankrijk, Duitsland en Enge­
                           land in gebruik en ontwikkelden zich tot de notenbalknotatie, die beknopte
                           en nauwkeurige aanwijzingen gaf voor de uitvoering.
                             In 1054 distantieerde de Byzantijnse tak van het christendom zich van de
                           Romeinse richting en werd tot de oosters-orthodoxe Kerk en bewaarde, zo­
                           als eigen is aan de muziek van het Oosten, de hang naar traditionele melo­
                           dieën die niet mochten worden veranderd of vervangen. Enkel de christelijke
                           eredienst in West-Europa bleef zijn muzikale identiteit ontwikkelen, en de
                           steeds grotere verfijning van de muziek maakte het opschrijven tot een ver­
                           eiste.
                             Kort na het jaar 900 voerden de monniken in Limoges tijdens de paasvie­
                           ring een spel op, Quem quaeritis, waarin de drie Maria’s Jezus’ graf bezoe­
                           ken en met de engel spreken die hun zegt dat Christus ‘niet hier is, Hij is
                           opgestaan’. Het werd in het Latijn gezongen door vier koorzangers die het
                           ook speelden. Er bestaat een werkboek voor de opvoering die gespeeld en
                           gezongen werd in Winchester omstreeks 970, mét de muziek. Andere gods­
                      [“”1  dienstige drama’s werden op toepasselijke momenten aan de kerkdienst toe­
      ».» “l            *  gevoegd. Ze vormden een verbinding tussen het klassieke Griekse drama en
      ia- , ,rK    f*5     de eerste Italiaanse opera’s van de Florentijnse Camerata in 1600.
                             Evenals er korte heilige spelen waren, moeten er ook wereldlijke opera’s
                           geweest zijn, die er misschien aan voorafgingen. De Kerk heeft zich nooit
                           nauw met nieuwlichters in de kunst ingelaten, zelfs niet op het hoogtepunt
      Eert oefening uit Guido van   van haar macht, maar ze was - zoals Maarten Luther het veel later zei - altijd
      Arezzo’s verhandeling over
      de opbouw van een    bereid om een leuk wijsje van de duivel te lenen. Jammer genoeg werden de
      melodie, waarbij hij de   wereldlijke spelen niet op papier gezet tot aan het Spel van Robin en Marion,
      klanken in een regel   een Frans herdersblijspel met liederen van Adam de la Halle (ca. 1237-1288),
      Latijnse tekst in verband   een dienaar van Karei van Anjou - en dat was driehonderd jaar na Quem
      brengt met verschillende   quaeritis.
      tonen van de toonladder
      (die uiterst links dwars zijn   De overlevering van de troubadours
      neergezet). Hij erkent dat   Wereldlijke muziek, zoals de elfde-eeuwse lange heldendichten, chansons de
      melodie meer vereist dan   geste, de kruisvaardersliederen (van 1096) en de gezangen van de trouba­
      techniek: ‘Alszilver,’zegt
      hij, ‘moet je de melodie   dours schijnen allemaal monofoon te zijn: één melodische lijn zonder bege­
     zuiveren en polijsten in   leiding. Er bestaat geen muziek meer van de chansons de geste, maar de teks­
      overeenstemming met je   ten wekken de indruk dat alle strofen op dezelfde melodie werden gezongen
     eigen muzikale smaak. ’  en dat die melodieën soms van bestaande kerkelijke gezangen waren. Toch
                           moeten ze soms op een of andere manier instrumentaal begeleid zijn geweest.
                             De romantische literatuur heeft ons een beeld ingeprent van de nederige
                           troubadour (wiens taal het Provencaals was, de langue d’oc) en zijn collega
  t
                           de trouvère (die in het Noordfrans zong, de langue d’oeuil) en die hun lie­
                           deren zongen terwijl ze zichzelf op een luit of iets dergelijks begeleidden. Dit
                           idee wordt niet gestaafd door een historisch bewijs. Het lied dat Richard
                           Leeuwehart, zelf trouvère, in Dürnstein in gevangenschap schreef, toont aan


     26
   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20