Page 13 - MusicInTime
P. 13

Missen en motetten

     325-1450              De waarheid van boven




     De heilige Gregorius, paus
     van 590-604, droeg bij tot
     de totstandkoming van een
     enorme verzameling vroege
     kerkmuziek. Hier is hij
     afgebeeld terwijl hij muziek
     opschrijft die hem door een
     duif uit de hemel wordt
     gedicteerd.





     ‘Muziek der sferen’, een
     illustratie uit ‘Pratica
     musicae’, in 1496
     uitgebracht door de
     Italiaanse muziektheoreticus
     Franchino Gafori. Hier legt
     hij verband tussen de
     planeten van ons
     zonnestelsel en de muzen
     van het oude Griekenland,
     via de kerktoonsoorten en
     de specifieke gevoelens die
     deze heten op te roepen.


                           Grotere verfijning maakt het ingewikkeld
                           Religieuze muziek maakte vaak gebruik van hymnes van betekenisloze woor­
                           den. (Het Hebreeuwse Hallelujah was een bijzonder oud voorbeeld.) Het
       bKrr8icAHro»-£StiHrH»tïf.ra -
                           was makkelijk melodieën te leren en te onthouden als elke lettergreep haar
        Sio^iatïA pafS.ro-   eigen vaste toon had, maar het bleek veel moeilijker als alle lettergrepen op
        Aumm
                           verschillende tonen waren. Dus werden de hymneteksten uitgebreid met
      L \ijfi'             extra woorden of zinnen om een bijzonder goede melodie ook goed te laten
        r-AA d'r’ijrr'tl t   onthouden. (Het resultaat was een sequens.) Op den duur kregen de oude
        Jh*                hymnen er heel nieuwe tussenstukken van tekst en melodie bij. Deze staan
        SfA-rtiS mfi.      bekend als tropen, en hoe langer ze werden, hoe groter de behoefte om ze op
      '/Vuidn&r'1»**-1*,   te schrijven voor het van buiten leren.

                           Van Gregoriaanse toonsoorten tot eenvoudige toonladders
        ff) /r’"»f & lus-ms
                           De notatie (de wijze waarop klanken in schrift worden vastgelegd) ontwik­
        orpALtuvf'LoAfBtr iu casIcp- *
      7                    kelde zich toen zij van belang werd; eens te meer bewees de noodzaak zich als
                           moeder van uitvindingen. Omstreeks 600 besloot paus Gregorius de Grote
                           om systeem te brengen in al die verschillende toonladders of toonsoorten die
        wAftj, ‘r.j h h 1-5
                           regelmatig in de christelijke kerkmuziek werden gebruikt. Hij benoemde ze
                           bij de letters van het alfabet, zoals wij ook nog doen bij de moderne notatie
                           op een notenbalk, en hij gaf ze allemaal een naam die hij ontleende aan oude
     Alleluia! Dit voorbeeld van   Griekse benamingen van verschillende toonladders. Ze werden begrijpelij­
     vroege notatie in de vorm   kerwijs bekend als ‘Gregoriaanse’ toonsoorten en ze zijn nu nog vooral ver­
     van neumen wordt bewaard
     in Winchester.        trouwd uit de eenstemmige zang van de rooms-katholieken. De katholieke
                           avonddienst, de completen, en de plechtige missen voor kerkelijke feest­
                           dagen maken goed gebruik van het eenstemmig Gregoriaans en het beluis­
                           teren ervan is een muzikaal genot: de eenvoudigste en zuiverste vorm van
                           religieuze muziek. De toonsoorten van paus Gregorius zijn ook te horen in
                           onze oude volksliedjes en in sommige popmuziek. De vroege Beatles-songs


      24
   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18