Page 11 - MusicInTime
P. 11
Uitgangspunten
v. Chr. Trillingen en heidense riten
blaaskracht te variëren.
De harp en de besnaarde afleidingen daarvan - lier, gitaar, viool, enzo
voort - waren volgens de legenden van goddelijke oorsprong. De Grieken
geloofden dat de god Hermes pezen van dieren rondom een schildpadschild
bond en daar de wind doorheen liet waaien om tonen van verschillende
hoogte te krijgen: hoe korter de pees, hoe hoger de toon. De harp van koning
David was ook zo, maar door een wonder tot stand gekomen. Minder lang
geleden, in de tiende eeuw, verklaarde Sint-Dunstan dat God zelf hem zo’n
instrument had gegeven; wij zouden het nu een eolusharp noemen: snaren
bevestigd aan een klankbord en op een tochtige plek geplaatst, door de wind
in trilling gebracht met een betoverende, magische klank. Sinds de Soe-
meriërs waren harp en lier gangbaar, aanvankelijk getokkeld, later gestreken
met een schuttersboog om doordringender te klinken, en tenslotte met de
vinger afgeknepen om verschillende tonen te krijgen. De koperblazers kon
den enkel de harmonische reeks van hogere boventonen doen klinken, maar
op de gestreken en afgeknepen harp of lira konden heel kleine toonverschil
len worden gespeeld. Zo kwam de moderne, zeventonige toonladder tot
stand met alle verfijning van dien, ook de tonen tussen de tonen, de derde,
kwart- en microtonen.
Ons grote orkest was nog toekomstmuziek, maar er zijn vermeldingen van
een blaasinstrument met één riet, zoals de klarinet heeft. De koperblazers en
het slagwerk waren verre van primitief en een afbeelding uit (misschien) 630
v. Chr. toont een zanger met een gespannen strotklepje - het kraakbeen aan
de tongwortel - om een vibrato te maken, net als een moderne operazanger
of zelfs een hedendaagse kerkzanger.
Toen het roemrijke Griekenland plaats maakte voor de grootsheid van
Rome was er een rijk muziekleven: we lezen over concerten door een ge
mengd koor met groot orkest in 284, over het orgel als orkestinstrument,
Twee muzen met een lier uit maar van de Romeinse muziektheorie en -praktijk is niets bekend. We weten
het oude Griekenland, een wel dat Nero geen viool speelde toen Rome in brand stond; hij bespeelde de
goed georganiseerde en lier. Er zijn bewijzen dat in Rome een muziekinstrument ontstaan is als de
rijke gemeenschap met veel doedelzak, en er is een bericht dat muziek gewoon was onder het werk en in
vrije tijd om aan de vrije tijd, net zoals het voordien geweest moet zijn een uitvloeisel van de
kunstzinnige doelen te praktijk in de krijgsmacht, aan het hof, bij de eredienst, tot eenvoudig ver
besteden.
maak of als prikkel tot werken.
De moderne luisteraar zal zich wel afvragen wanneer de dissonant een rol
ging spelen, die botsing tussen twee opeenvolgende tonen die van heel vroeg
in de opgeschreven muziekliteratuur zo’n levendigheid en kracht gegeven
heeft. Er is geen bewijs dat die vóór onze jaartelling voorkwam; de Grieken
zouden de dissonant als iets barbaars veroordeeld hebben, oosterse bescha
vingen banden hem uit omdat hij een vruchtbare innerlijke beschouwing in
de weg zou staan. Vrij zeker is het iets dat pas in de moderne tijd aanvaard
baar werd.
22