Page 33 - Mozaiek6
P. 33
Enrique Granados Y Campina (1867-1916) was
een der namen die op de passagierslijst voorkwam van
het Engelse stoomschip ’Sussex’, dat op 24 maart 1916
tussen Folkestone en Dieppe door een Duitse
onderzeeër tot zinken werd gebracht. Het was de naam
van de meest romantische onder de drie bekendste
gewezen leerlingen van Felipe Pedrell (z.b.), die op de
terugreis van Amerika naar zijn vaderland de tragische
dood vond, te zamen met zijn geliefde levensgezellin.
Zij waren kort tevoren getuigen geweest van het
stormachtige succes van de opera Goyescas op een
libretto van Periquet samengesteld met gebruikmaking
van de zes stukken der gelijknamige suite voor piano,
een werk van de eerste orde. Dit zestal muzikale
paneeltjes is een sublieme overzetting in klank van figuren en scènes op schilderijen
van de beroemde Madrileense schilder Goya (1746-1828), de realistische verbeelder
van hof- en volksleven, maar ook van oorlogsgruwelen en ellende. Wie eenmaal de
poëzie van de hoogtepunten uit de suite: La serenada del espectro (De serenade van
het spook) en La maya y el ruisenor (Het meisje en de nachtegaal) heeft ondergaan,
moet beseffen dat hij hier met Spaanse muziek van het hoogste gehalte kennismaakte.
De aristocratische dromer Granados werd als zoon van een officier in het Spaanse
leger te Lérida in Catalonië geboren. Enkele jaren studeerde hij muziek in Barcelona,
kreeg in 1887 een beurs van een Parijse mecenas, die het hem mogelijk maakte twee
jaar in de Franse hoofdstad bij Charles de Bériot (de zoon van de Charles de Bériot
die met Maria Malibran getrouwd was, z.b.) te werken - zijn zwrakke gezondheid stond
een vermoeiende volledige conservatorium-studie in de weg. In die tijd woonde hij
met de bekende pianist Ricardo Vines op één huurkamer; deze introduceerde veel
nieuwe Spaanse en Franse pianomuziek en hem werden een groot aantal pianostukken
opgedragen.
In 1892 werden in Barcelona drie van Granados’ 12 Danzas espanolas uitgevoerd,
speciaal voor deze gelegenheid georkestreerd; daaronder was no. 5, Andaluza, die
over de hele wereld beroemd werd. In 1898 had hij zijn eerste toneelsucces in Madrid
met de zarzuela Maria del Carmen. Daarop volgden nog 5 andere opera’s en
zangspelen.
Anders dan andere Spaanse componisten van zijn tijd werd hij ook in zijn overige
werken (voor orkest, voor piano en voor zang) meer geïnspireerd door het Madrileense
klimaat dan door dat van de Andalusische steden. Dit blijkt ook uit de Goyescas,
waarvoor de tekstdichter een libretto heeft bedacht, dat de jaloerse liefde in het Madrid
van de 18e eeuw als hoofdthema heeft. Vlak voor de première schreef Granados,
daartoe gedwongen door een wijziging in de enscenering, een van zijn populairste
melodieën: het Intermezzo, dat later in de versie voor violoncello en piano veel is
gespeeld.