Page 37 - Mozaiek6
P. 37
Voor een zangeres van de Parijse Opéra Comique componeerde Falla de Siete
canciones populares espanolas, grotendeels op oude Spaanse volksmelodiën: El pano
moruno (De Moorse doek), Seguidilla murciana, Asturiana, Jota (zijn bekendste lied),
Nana (een bekoorlijk wiegeliedje), Canción en Polo (danslied). Zij waren nog niet
geheel voltooid, toen de Duitsers toesloegen en de Eerste Wereldoorlog begon. Falla
trok zich ontsteld achter de Pyreneeën terug en ... begon aan de uitwerking van nieuwe
plannen.
Een ballet met zang, El Amor Brujo (De magische liefde) ontstond uit de schetsen van
één lied en één dans voor de beroemde Andalusische zigeunerin Pastora Imperio;
Falla raakte zó bezeten van het demonisch-tragisch-mystieke gegeven dat de
tekstdichter G. Martinez Siërra had ver'woord, dat hij, zijn gewoonte om eindeloos
aan zijn composities te vijlen vergetend, in korte tijd een prachtige tegenhanger van
Strawinsky’s Sacre du Printemps neerschref.
Het verhaal gaf de componist de gelegenheid oude Andalusische volksmuziek (cante
jondo!) zó met typische zigeunermuziek te vermengen, dat er een werkelijk niéuwe
Spaanse kunstmuziek ontstond. De première in april 1915 te Madrid had echter bij
publiek en pers geen succes, ondanks het feit, dat de alom geliefde Pastora de rol van
Candelas zong en danste. Pas toen de orkesten er regelmatig de symfonische suite uit
gingen spelen ging men de grootheid van het werk herkennen. De Danza ritual del
fuego (Rituele vuurdans) werd allengs zelfs tot een successtuk voor orkesten, pianisten
en danserressen, over de hele wereld.
Twee jaar later volgde het opgewekte tegenstuk van de ernstige Amor brujo: El
Corregidor y la molinera (De Gouverneur en de molenaarsvrouw). De novelle van Don
Pedro de Alarcón naar een oud Spaans volksverhaal, zou eerst een komische opera
worden, maar toen werd ontdekt, dat de schijver in zijn testament het gebruik van zijn
werkje als operalibretto had verboden, schakelde Falla over op het idee voor een
’farsa mimica’ (vrolijke pantomime met muziek). De alomtegenwoordige ballet-
impresario Diaghilew had er het materiaal voor een kleurig ballet in gezien, maar kon
door de oorlogstoestand zijn plannen niet verwezenlijken, zodat de ’farsa’-vorm ervan
in 1917 te Madrid in premire kon gaan.
Daarna werkte Falla twee jaar aan de omwerking en uitbreiding van het stuk tot een
voor Dighilew bruikbaar ballet; het geheel kreeg de titel El sombrero de tres picos (De
Driekante steek; het waardigheidsteken van de hoge ambtenaar in het Spanje van
vroeger). De triomfale eerste opvoering door de Russische Balletten in juli 1919 te
Londen kon Falla niet bijwonen; tijdens de repetities kreeg hij een telegram met de
droeve mededeling dat zijn moeder op sterven lag en reisde hals over kop naar Madrid
terug.
Kort daarna overleed ook zijn vader... Het verlies van zijn ouders bleef lange tijd een
diepe schaduw werpen op de wereldroem van de 43-jarige na de première van de
Sombrero. Falla bleef sindsdien samenwonen met zijn zuster Maria del Carmen, die
hem voorbeeldig verzorgde tot aan zijn dood in Argentinië toe. Geen van beiden
schijnt ooit te hebben gedacht aan het stichten van een eigen gezin.