Page 31 - Mozaiek6
P. 31
Felipe Pedrell (1841-1922) is de grote, enthousiaste
wegbereider geweest van de componisten die met hun
werken een nieuwe, Spaans-nationale school stichtten en de
typisch-Spaanse muzikale taal over de gehele wereld bekend
maakten. Door zijn vele verre relaties droeg hij er ook toe
bij, dat buitenlandse componisten, Russen, Fransen, Duitsers,
op Spaanse motieven gingen componeren (o.a. Rimski-
Korssakow, Debussy en Ravel). Zijn eigen leerlingen, w.o.
Albeniz, Granados, Falla, spoorde hij aan, zich te laten
inspireren door de Spaanse volksmuziek, die hijzelf op
energieke wijze opnieuw uitgroef en in omvangrijke, van
commentaren voorziene verzamelingen uitgaf.
Merkwaardigerwijs waren zijn eigen composities, vooral zijn opera’s Los Pirineos (1891)
en La Celestina (1902) op Wagners stijl gebaseerd, hetgeen hem de bijnaam ’de
Spaanse Wagner’ bezorgde; in zijn zarzuela’s, orkest-, kamer- en pianomuziek, liederen
en religieuze stukken, komen echter tal van Spaanse motieven voor. Zijn levenswerk
lag op het terrein van de muziek-wetenschap en -historie en het uitdragen van zijn
vondsten in tal van geschriften van blijvende waarde, door lezingen, cursussen en
lessen aan jongeren. Deze Catalaan heeft een grote strijd moeten voeren, bittere nood
en diepe eenzaamheid gekend, maar toch nog onder gelukkiger omstandigheden zijn
82e levensjaar gehaald, in het besef dat enige van zijn leerlingen beroemd waren
geworden en dat na lange tijd overal ter wereld weer Spaanse muziek werd gespeeld
en gezongen. Zijn laatste publicatie, Cancionero Musical Popular Espanol in vier delen,
is als het ware een samenvatting van zijn historisch en folkloristisch onderzoek.
Isaac Albeniz (1860-1909), de eigenlijke grondlegger van
de Spaanse nationale stijl, is waarschijnlijk het vroegstrijpe
muzikale wonderkind van de geschiedenis geweest. Bij zijn
geboorte in de Catalaanse plaats Camprodón (provincie
Gerona) kreeg hij een onstuimig, uitbundig karakter mee, dat
hem een avontuurlijk leven zou doen leiden. Op zijn vierde
jaar trad hij al als solopianist op in het Teatro Romea te
Madrid!
Op zijn zesde jaar ging hij naar Parijs, waar hij 11 maanden
les kreeg van Marmontel waarna hij een prachtig
toelatingsexamen deed voor het Conservatorium; in zijn
blijdschap daarover brak hij met een kaatsbal een ruit van
een der kamers van het heilige instituut, hetgeen hem zijn plaats in de klas kostte; er
zat niets anders op dan naar het ouderlijk huis terug te keren.
Doch dat ontvluchtte hij weer, toen hij acht jaar geworden was, om moederziel alleen
’op concertreis’ te gaan door Noord-Spanje. Kort daarna dook hij in het zuiden op,
om concerten te geven, maar toen de burgemeester van Cadiz dreigde hem naar zijn
ouders terug te zullen laten brengen, nam hij zelf de benen en verborg zich aan boord
van een schip met bestemming Puerto Rico.