Page 32 - Mozaiek6
P. 32
Pas in volle zee ontdekte men de jeugdige blinde passagier, die in de eerste haven
welke werd aangedaan, Buenos Aires, door de kapitein zonder pardon aan wal werd
gezet.
Hier, in Argentinië, sliep hij afwisselend in de open lucht of onder een of andere brug,
doch toen hij als concertpianist werd ontdekt ging hij weer geld verdienen en kon hij
zich hotels veroorloven. Dertien jaar was hij op het moment, dat hij naar Cuba
doorreisde en daar toevallig zijn vader ontmoette, die daarheen als ambtenaar was
overgeplaatst. New York was de volgende stad die hem te zien kreeg, maar daar hij
alweer platzak was, moest hij overdag als arbeider in de haven werken en ’s nachts
als pianist in de zeemanskroegen. Nadat opnieuw de mogelijkheid van concerten
geven voor hem openstond, trok hij kriskras door de Verenigde Staten, genoeg geld
verdienend om de oceaan weer over te steken, in Leipzig v/at theorie te studeren en
de grote Liszt naar Weimar en Rome te volgen, die hem de laatste virtuoze finesses
van het pianospel bijbracht. Terug in Madrid kreeg hij een studiebeurs van koning
Alfon-so XIÏ, die hij besteedde aan de studie aan het Conservatorium van Brussel, waar
hij op zijn 18e jaar eindelijk een eerste prijs veroverde. Vijf jaar later ontmoette hij
Felipe Pedrell (z.b.) en dat werd het begin van zijn carrière als nationaal componist,
nadat hij al vele, vele ’salonstukjes’ had geschreven, waarvan de meeste - wellicht
gelukkig - verloren zijn gegaan.
Men denkt vaak, dat Albeniz, ’de Spaanse Chopin’, steeds authentieke volksmelodieën
heeft gebruikt in zijn beroemdste werken voor piano. Dat is een misvatting: hij schreef
zijn beste en meest ’Spaanse’ stukken zonder ook maar één overgeleverde volkse noot,
maar liet zich slechts inspiréren door Spaanse en daaronder voornamelijk Andalu-
sische volksmelodieën met hun karakteristieke welvingen, ritmische ondergrond en
merkwaardig wisselende stemmingen.
De meeste van zijn alleenstaande stukken en onderdelen van
suites dragen namen van vermaarde steden van Andalusië, het
land waar hij het meest van hield (hoewel Catalaan van
geboorte): Granada, Sevilla, Cadiz, Córdoba enz. Een waarlijk
meesterlijke serie daaronder vormen de vier cahiers van elk drie
muzikale 'schilderijen’ die tezamen Iberia (1905/’08) heten,
geschreven in een waarlijk nieuwe pianistische stijl, waarin het
Spaanse karakter, met Liszts uiterst virtuoze techniek en Franse,
z.g. 'impressionistische’ harmoniek zijn vermengd. De maker van ’de’ Tango, die op
alle manieren en in allerhande instrumentale vermommingen de wereld veroverde
en de voorganger is geweest van de modedans die van Argentinië uit, zich weer van
Europa meester maakte, heeft, en dat is bij enig nadenken iets heel eigenaardigs, een
zeer grote invloed gehad op grote figuren als Debussy en Ravel. Espana, Suite espanola
en verschillende landschapsschilderingen als Castilla, Asturias, Aragon zijn te noemen
onder de 'populair’ geworden pianowerken van de veel te vroeg, op 49-jarige leeftijd
overleden, door velen betreurde Albeniz, wiens edele hart hem tot menige in stilte
aan vrienden en vakgenoten bedreven goede daad had gebracht.