Page 26 - HetLaatsteOordeel
P. 26

HOOFDSTUK 7




                Het leven van een schipper is vele malen interessanter dan het leven aan de

                wal. De tochten die ik gemaakt heb, zijn niet stuk voor stuk allemaal avon-
                tuurlijk geweest en zeker onderweg aan boord gaf het veelal dezelfde sleur

                die je bij elk andere beroep moet ondergaan - en waar heel goed mee te
                leven valt als je het in je hoofd maar interessant weet te houden - maar ik
                heb er nooit echt spijt van gehad dat ik als 17-jarige zoals dat heet, “naar

                zee” ben gegaan en later, mede dankzij een kleine erfenis, mijn eigen schip
                heb gekocht, en uiteindelijk, na zo’n 30 jaren buitengaats, binnengaats aan

                land het rustige leven van een kapitein aan wal ben gaan leiden.



                Het  gezinsleven  heb  ik  daardoor  dan  wel  gemist  maar  vaak  was  even
                aanvinken wie van mijn familie en kennissen nu werkelijk gelukkig getrouwd

                waren al ruimschoots voldoende om te beseffen dat ik eigenlijk niet zoveel
                te betreuren had. Ook niet toen ik op latere leeftijd het schip verkocht en als
                kapitein aan wal ben gaan leven. De afwezigheid van verre uiteindes en het

                open water geeft zelfs nu, na heel veel jaren, nog steeds wel eens een snik
                en vochtige ogen maar het gemis van een gezin, nee…



           Ach het schip, mijn trots… Zodra de allereerste vroege vogels van het voorjaar
        begonnen  te  kwetteren,  was  het  elk  jaar  weer  de  tijd  om  uit  te  varen.  De

        wintermaanden benutte ik meestal voor reparaties en onderhoud aan het schip
        - een middelgrote schoener met twee masten maar ook al gemotoriseerd. Ook

        was het vaak nodig om tijdens deze periode van geen scheepvaart enkele nieuwe
        bemanningsleden  te  monsteren;  het  verloop  onder  de  bemanning  was  nogal

        groot met enkeld het soort van lieden die het vaak na 1 jaar wel weer voor gezien
        hielden als gegadigden.



           Onmiddellijk bij aankomst bij de plek waar ik Olav en Gustav maanden eerder
        had afgezet, kreeg ik al vaag het vermoeden dat er misschien iets niet in orde

        was. Het was een zonnig, groenlandse voorjaarsdag met een uitstekende uitkijk
        over het water; het schip moest in de verte zeker al opgemerkt zijn door de twee

        mannen maar ik zag niemand die ons stond op te wachten, geen enkel hartelijk
        gezwaai vanaf de wal. Ik had Olav al vele keren opgepikt van dezelfde plek en had

        ook dit keer weer verwacht dat hij buiten aan het werk zou zijn bezig met de
        voorbereidingen voor de terugtocht.
   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31