Page 54 - MusicInTime
P. 54
1530-1700
Vroege toetsen- of klavierinstrumenten
De benamingen van deze categorie instrumenten geven soms enige verwarring. Het klavichord, dat
mogelijk teruggaat tot in de twaalfde eeuw, heeft doorgaans minder snaren dan toetsen: diverse tonen
worden aan één snaar ontlokt - niet door middel van hamers, maar door metalen strookjes (tangenten).
Het klavecimbel, in ons land vroeger ook wel klavesimpel, staartstuk of zwijnskop genoemd, heeft
een snaar voor elke toets. Hierbij worden de snaren in trilling gebracht door penneschachten van vogel
veren (gewoonlijk raven): gemechaniseerd getokkeld. Het instrument wordt dan ook tot de tokkel-
Het spinet (de Engelse soortgenoot heet virginaal) is in feite een kleine, eenvoudiger versie (tafel-
model, zie blz. 61) van het klavecimbel. De snaren liggen dwars op de richting van de toetsen en geven,
al kunnen de tonen niet worden aangehouden, een typische klankkleur, met een wat ‘sponzige’ bas en
heldere, scherpe tonen in de sopraan. Het is bij uitstek een kamerinstrument geweest.
Genoemde instrumenten raakten geleidelijk in onbruik toen in de achttiende eeuw de ons wel
bekende piano in zwang kwam. De tekening laat de twee principes zien.
wat er beschikbaar was.
De Engelse virginalisten
‘Hoe meer ge het hoort, hoe beter reden ge zult vinden om ervan te houden.’
William Byrd schreef dit aan het eind van de zestiende eeuw en nu, bijna
vierhonderd jaar later, geldt het nog steeds. De wereld van de elizabethaanse
klaviermuziek is klein in omvang, vorm, en vooral in klank. Toch kan
iemand net zo diep geraakt worden door een galliard op een virginaal als door
Chopin op een grote moderne vleugel; onze oren zijn alleen meer ge
wend aan de vleugel en moeten zich even aanpassen aan de kleine, dunne
klank die de componisten ter beschikking hadden.
De stukken zijn meestal kort, want omdat de harmonieën nog steeds geba-
63