Page 58 - MusicInTime
P. 58
1530-1700
De viool
De viool is ontstaan in Italië. Gasparo da Sald (1540-1609) schijnt in Brescia het eerst een bruikbaar
instrument te hebben gemaakt. De illustere familie Amati in het nabijgelegen Cremona verbeterde het
ontwerp van Sald en latere Amati’s gaven hun vakmanschap door aan anderen, van wieAndrea Guar-
neri (1626-1698) en Antonio Stradivari (1644-1737) het bekendst zijn. Stradivari vervaardigde meer dan
duizend instrumenten, waaronder naast violen ook altviolen, celli en andere instrumenten. In de zeven
tiende eeuw werd Tirol een tweede centrum van vioolbouw. Meesterbouwers als Matthias Klotz en de
excentrieke Jacob Stainer maakten prachtige instrumenten die met de Cremoonse kunnen wedijveren.
De vioolbouw is een ingewikkelde kunst. Elk instrument bevat circa zeventig onderdelen en voor elk
daarvan moet het hout nauwkeurig worden uitgezocht en met de hand heel precies bewerkt. Er worden
verscheidene houtsoorten voor gebruikt: de onderkant, de zijkanten en de hals zijn van hardhout,
meestal van de esdoorn, terwijl het bovenblad uit zacht hout, bijvoorbeeld van de spar, wordt
gemaakt. Als het instrument gebouwd is wordt het op klank gebracht met vernis: een zachte vernis
Atijoriius/ Stradivariu: ~ ~s
Faclebat Anno-
verminderd de intensiteit van de hoge tonen, terwijl een hardere vernis ze briljanter maakt.
De afbeelding geeft drie aanzichten van de beroemde ‘Le Messie’ van Stradivarius die zich nu in het
Ashmolean Museum in Oxford bevindt. De geschiedenis ervan is even uniek als het instrument zelf, dat
zo goed als nieuw is: zo kwam het in 1775 in de verzameling van graaf Salabue, recht uit Stradivari’s
werkplaats. Na de dood van de graaf in 1827 kwam de viool in handen van Luigi Tarisio, schrijnwerker
van beroep, die zijn werk had opgegeven om al zijn energie te kunnen richten op het verzamelen van
zeldzame en kostbare violen. Tarisio was een groot verzamelaar, maar ook een echte zakenman en al
vlug begon hij Parijse handelaren van waardevolle instrumenten te voorzien. Als hij in Parijs was gaf
hij altijd hoog op over die ene uitgelezen viool en beloofde telkens hem de volgende keer mee te bren
gen. Op een keer was hij weer eens in vuur geraakt. De grote violist Alard was erbij en die riep uit:
‘O, uw viool is net de Messias: altijd verwachten we hem, en nooit komt hij. ’
Toen Tarisio stierf, ondanks zijn grote verzameling in armoede, ging de handelaar Vuillaume naar
Italië en kocht in 1855 Le Messie van Tarisio ’s erfgenamen, samen met een volmaakte Bergonzi, een
vlekkeloze Guarneri en twee fraaie Guadagni’s, waarvoor hij naar verluidt in totaal £ 3 166 betaalde.