Page 55 - MusicInTime
P. 55
Madrigalen en maskers
1530-1700 De Gouden Eeuw
seerd waren op de kerktoonsoorten, werden langere werken maar al te vlug
eentonig. Een geliefde vorm was de pavane en gaillarde, een combinatie van
dansen waarvan de ene langzaam was in vierkwartsmaat en de andere snel in
driekwartsmaat. De gigue en de allemande duiken op in de latere baroksui-
tes.
De elizabethaanse klaviermuziek bevatte een overvloed aan spitsvondige
en fraaie variaties op straatkreten, volksliedjes of nog eenvoudiger toonreek
sen. William Byrd (1543-1623) was hierin een meester. Zijn variaties The
Bells omvatten circa honderdvijftig herhalingen van een eenvoudig twee-
tonig motief, dat verwerkt is in een zich steeds verder ontplooiend, boeiend
arrangement. Andere werkjes, zoals O Mistris Myne of Have with you to
Walsingame, bezitten een frisheid en charme die men in de muziek van zijn
tijdgenoten niet terugvindt. Het is krachtige, briljante muziek. Een goed
stuk om als eerste te horen is zijn reeks korte, vrolijke variaties op de
Lavolta, een geliefde dans van koningin Elizabeth (ook al werd hij in die tijd
niet helemaal comme-il-faut geacht, aangezien er flink bij werd gesprongen
en de enkels van de dames zichtbaar werden).
Een tijdgenoot van Byrd was John Buil (1562-1628) die, net als later
Domenico Scarlatti, Chopin en Liszt, bijna uitsluitend voor klavier schreef.
Ook hij hield erg van de variatievorm en bewerkte zijn thema’s steeds leven
diger en fantasierijker. Buil moet een groot virtuoos geweest zijn; veel van
zijn muziek heeft iets improviserends over zich en als men dan bedenkt dat
klavierspelers voornamelijk speelden met de middelste drie vingers van beide
handen, dan geven Bulls nootherhalingen, het overspringen van de hand en
de snelle loopjes ons een idee hoe uniek zijn beheersing van het instrument
wel was. Zelfs nu wagen pianisten zich niet gemakkelijk aan zijn razend
snelle variaties. Het bekendst is wel TheKing’s Hunt, waarin hij al zijn tech
nisch kunnen op het instrument aanwendt om het gerinkel van het harnas,
het paardengetrappel, de pracht en de praal uit te beelden in een fraai ver
toon van klankschildering en virtuositeit.
De muzikale carrière van
John Buil begon heet Veel van de virginaalmuziek van Byrd en Buil staat in een groot en mooi
onschuldig als koorknaap gekopieerd handschrift, het Fitzwilliam Virginal Book. Dit is verreweg de
in de koninklijke kapel van grootste verzameling klaviermuziek uit die periode; hij bevat bijna driehon
Elisabeth I, waar hij later derd stukken van diverse componisten, waaronder behalve de twee ge
organist werd. Maar noemde Giles Farnaby en Thomas Morley.
naarmate hij rijper werd De op twee na grootste klaviercomponist - net te laat geboren om in de
kreeg hij een andere Fitzwilliam-verzameling te staan - was Orlando Gibbons, eerder genoemd
belangstelling die leidde tot
zijn ontslag als vanwege zijn kerkmuziek en madrigalen. Door zijn virginaalmuziek hoort
muziekleraar aan het pas hij beslist tot de vroege meesters. Gibbons hield van de vrije fantasia-vorm
gestichte Gresham College en schreef daar heel wat van voor dit instrument, rijk en somber. Zijn
in Londen. Zijn amoureuze belangrijkste werk voor virginaal - toevallig een kort stuk - is zijn pavane
neigingen bezorgden hem The Lord Salisbury, de ingehouden drift en tragiek ervan stijgt uit boven de
vele beschuldigingen van blikkerige klank van het instrument waarvoor het werd geschreven.
overspel. Volgens George
Abbott, de toenmalige De opkomst van de viool
aartsbisschop van De viool ontstond pas in het midden van de zestiende eeuw. Zij verschilde in
Canterbury, had Buil zoverre van de vedel dat ze op de arm werd gespeeld, zoals de lyra da brac-
‘meer muziek dan kuisheid,
en is even befaamd vanwege cio, en niet tussen de knieën werd geklemd, met het voordeel dat de violist
t het bezoedelen van lopend kon spelen - iets waarvan vooral de horecamuzikanten veel profijt
maagdelijkheid als vanwege hebben gehad - en dat de toets geen toonrichels heeft. De vedel had die wel,
het betasten van orgels en zodat ook de amateur de tonen kon vinden; de viool was voor de beroeps
virginalen ’. musicus, die alle tonen kon vinden zonder te kijken en om wille van de
expressiviteit de toonhoogte iets kon veranderen, zoals blueszangers ook wel
64