Page 49 - MusicInTime
P. 49
Madrigalen en maskers
1530-1700 De Gouden Eeuw
van dezen was vanaf 1562 de madrigalist Alfonso Ferrabosco (1543-1588),
indertijd door zijn Engelse collega’s zeer bewonderd, al lijkt nu zijn muziek
het niet te halen bij de hunne. Sinds het begin van het bewind van Hendrik
VIII circuleerden er in Engeland kopieën van Italiaanse madrigalen.
Een koorzanger van de St.-Paul, Nicholas Yonge, bracht een bundel Ita
liaanse madrigalen uit die hij gehaald had uit verzamelingen die vrienden
hem hadden gestuurd en die hij had voorzien van Engelse gedichtteksten.
Deze bundel noemde hij Musica transalpina (muziek van over de Alpen).
Gelukkig waren Engelse dichters als Edmund Spenser, Michael Drayton en
Philip Sidney zich gaan richten op de verfijnde gevoelige beelden van Petrar-
ca. Deze mode maakte het Engelse madrigaal mogelijk: muziek die nauw
verbonden was met poëzie in de Italiaanse stijl. In Londen werden nog drie
verzamelingen ‘verengelste Italiaanse madrigalen’ gepubliceerd en goed ver
kocht; de enige madrigalen van Byrd - twee toonzettingen van hetzelfde ge
dicht ter ere van zijn beschermvrouwe, de koningin - schreef hij voor een
van deze bundels.
De Engelse madrigalisten
De populariteit van madrigalen bij muzikale families inspireerde ook andere
Engelse componisten. In 1593 vervaardigde Morley zijn Canzonets of Little
Short Songs to Three Voices: lichte, speelse miniatuurmadrigalen in Ita
liaanse stijl, een sterke tegenstelling tot Morley’s zware, ernstige kerk
muziek. In de vier jaar daarop gaf hij nog meer delen met canzonetten, ma
drigalen en balletti uit, waarbij hij vaak vrijelijk ontleende aan oorspron
kelijk Italiaanse. Ook schreef hij een leerboek, A Plaine and Easie Introduc-
tion to Practicall Musicke, voor een groot deel in de vorm van gesprekken
tussen een leraar en twee leerlingen, een ijverige en een luie, met korte madri
galen ter illustratie.
Dit voorbeeld werd gevolgd door andere componisten, waaronder met
name Thomas Weelkes (1575-1623), organist en koorleider in Winchester en
Chichester. Zijn levendige pittoreske verbeelding komt prachtig tot uiting in
het dubbele madrigaal Thule, the Period of Cosmography, een reeks won
deren gemeld door de recente ontdekkingsreizigers, muzikaal geschilderd in
stoere, zelfs schrille harmonie.
De virtuose stijl van Weelkes wordt enkel geëvenaard door John Wilbye
(1574-1638) die, heel ongebruikelijk, niet in dienst van de kerk was, maar het
grootste deel van zijn leven bij een rijke familie werkzaam was als huisluitist
en musicus in het algemeen. Uit Wilbye’s twee boeken met madrigalen blijkt
een uitzonderlijke gevoeligheid en een verfijnde muzikale vindingrijkheid.
Zijn liederen zijn smaakvol en zinnestrelend veritaliaanst, ernstig van aard,
ook zijn amusementsmuziek, zoals Sweet honey-sucking hees of de excen
trisch teruglopende canzonetta Flora gave me fairest flowers. Wilbye’s genie
is het meest groots en heel roerend in het zacht-melancholieke dubbelmadri-
gaal, de nocturne Draw on, sweet night, met zijn zwaar, breedvoerig slotstuk
‘Dan heb ik ruimschoots tijd voor mijn geweeklaag’.
In het laatste decennium van de zestiende eeuw verschenen diverse andere
verzamelingen Engelse madrigalen. In 1601 bracht Thomas Morley The
Triumphs of Oriana uit met madrigalen, bijdragen van drieëntwintig com
ponisten ter ere van koningin Elizabeth I, die allemaal eindigden met het
couplet ‘Toen zongen de herders en nymfen van Diana/Lang leve de schone
Oriana’. Oriana - of vaker Gloriana - was een waarderende bijnaam voor
Elizabeth met herderlijke associaties, helemaal in de traditie van Petrarca’s
poëzie. Orlando Gibbons (1583-1625) was in zijn tijd de meest befaamde
58