Page 46 - MusicInTime
P. 46
1530-1700
katholiek bracht de componisten uit die tijd ervaring bij in het schrijven voor
zowel de Engelse als de Latijnse liturgie. Enkele hardnekkige katholieke
componisten werden natuurlijk vervolgd, maar Elizabeth I was verstandig
genoeg om toe te staan dat waar gestudeerd werd de kerkmuziek in het
Latijn mocht worden gezongen, en zo bleef men missen en motetten compo
neren en zingen, naast lofliederen en toonzettingen van de protestantse ere
dienst in het Engels.
William Byrd was wellicht de vooruitstrevendste componist van die tijd.
Hij was samen met Thomas Tallis organist van de koninklijke kapel in Lon
den en schreef vier toonzettingen van de Engelse eredienst, maar aangezien
hij een trouw katholiek was werd hij om zijn geloof vervolgd; toch ging hij
uitdagend door Latijnse missen te schrijven en motetten voor katholieke
families die een eigen kapel hadden. Byrds vroege wereldlijke huismuziek
bestond uit eenstemmige liederen, begeleid door een groep (consort) violen
of blokfluiten of beide. Byrds vriendschap met Philippus de Monte - ze wis
selden Latijnse motetten uit - verklaart dat hij op de hoogte was van de jong-
Commedia delVarte
De benaming ‘commedia deU’arte’ hoorde bij de ‘gildenkomedies’ die werden opgevoerd door groep
jes rondtrekkende acteurs in het Italië van de zestiende eeuw. Hun voorstellingen waren sterk gestileerd
en vormden een mengeling van geïmproviseerde grappen, traditionele grollen (‘lazzi’), vaste karakters
en voorspelbare liefdesintriges.
De naam van sommige karakters is ook nu nog bekend: Harlekijn (Arlecchino) met zijn felgekleurd
ruitenpak en zijn dominomasker; Colombina, Harlekijns grote liefde en dienstmeid van de agressieve,
lafhartige kapitein Fracasso. Maar het best bekend is Pulcinella, de schurk met zijn haakneus, die zich
ontwikkelde tot Jan Klaassen. Een ander karakter, Pedrolino, werd in Frankrijk bijzonder populair en
ontpopte zich tenslotte als de droefgeestige, ongelukkige Pierrot.
In de regel vonden de ‘commedia’-uitvoeringen in de open lucht plaats op een licht, demonteerbaar
toneel dat van de troep ‘zanni’ (zoals deze potsenmakers en acrobaten werden genoemd) was. Ze wer
den op het hele Europese vasteland beroemd en vormden tot laat in de achttiende eeuw een populair
vermaak. De film ‘Les enfants du Paradis’ van Marcel Carné geeft op schitterende en sympathieke
wijze het leven van een dergelijke groep weer.
De hier af geheelde ‘commedia dell’arte’-karakters waren een verzameling grappenmakers en hans
worsten. In de hele westerse wereld hebben ze model gestaan voor komische figuren.
55