Page 9 - Mozaiek6
P. 9

In al de volgende jaren maakte ik steeds weer tweejaarlijkse periodes door, waarin ik
        niet rookte of dronk, maar pas in 1944 gaf ik gelukkig het roken geheel op, het drinken
        echter niet, al beperkte ik dat tot zo nu en dan een glas whisky of cognac. (. ..) (augustus
        1950:) Mijn astma is wat veranderd: ik heb zelden zware aanvallen, maar de ademnood
        is min of meer chronisch. (...) Sinds enige maanden durf ik niet meer in mijn bed te
        slapen, maar alleen nog in een stoel.’


                                       Daarna moesten het oratorium Die Jakobsleiter (in 1917
                                       begonnen  en  in  1945  voorlopig  terzijde  gelegd),  de
                                       gigantische opera Moses und Aaron (tot een bevredigende
                                       uitvoering  waarvan  Schoenberg  zelf  ’slechts  synthetische
                                       strottenhoofden’  in  staat  achtte)  en  de  Moderne  Psalmen,
                                       torso’s blijven…


                                       Amold Schoenberg heeft zichzelf vioolspelen geleerd, foen
                                       hij nog een jongen beneden de tien was; daarna ging hij in
                                       amateurgezel-schappen  meespelen,  ook  als  autodidact-
        violoncellist. In 1891, na de dood van zijn vader, moest hij bankbediende worden om
        zijn hoofd boven water te houden. Hij maakte kennis met zijn toekomstige zwager, de
        dirigent-componist Alexander von Zemlinsky (1872-1942), die hem wat contrapunt
        bijbracht en toen in 1895 zijn bank over de kop ging, besloot hij de muziek tot zijn vak
        te maken.


        Onder de ban van Wagner en daarna Mahler begon hij een loopbaan, die hem veel
        materiële zorgen en nog meer psychisch leed heeft gebracht - maar, heeft hij later
        geschreven: ’Ich habe vielleicht nur ein Verdienst: ich gab niemals auf.’ (1947).

        De  prakticus  werd  ’koormeester’  van  de  zangersbond  der  metaalarbeiders  te
        Stockerau; de zeer arme componist moest meer dan 6000 bladzijden operettemuziek
        en 'Schlagers’ instrumenteren, om te kunnen eten. Deze vlijt heeft zich later veredeld
        tot het zelf inbinden van boeken en vellen muziekpapier en het onvermoeid zoeken

        naar varianten van het schaakspel.

        In december 1901, 2 maanden na zijn huwelijk met Mathilde von Zemlinsky,
        verdiende hij een karig stuk brood als dirigent (!) van E. von Wolzogens
        ’Ueberbrettl’ (cabaret) in diens ’Bunte Theater’ in Berlijn. Daarna werd Schoenberg
        compositieleraar aan het Sternse conservatorium op voorspraak van R. Strauss, het
        begin van de uitoefening van een leraarsberoep, dat tot aan het eind van zijn leven
        zou duren ... Sindsdien heeft zijn hart om de beurt
        geklopt voor Berlijn en voor Wenen; in de café’s van

        de Oostenrijkse hoofdstad werd na 1903 de basis
        gelegd voor een nieuwe muziek, besproken door
        architecten als Loos, schilders als Kokoschka, dichters
        als Karl Kraus, psycho-analitici als Freud en andere
        culturele figuren.
   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14