Page 49 - Mozaiek6
P. 49
En over de titels boven de 6 delen van de Derde Symfonie, die Mahler bij de première
in 1901 nog liet gelden, maar later liever wegliet:
’(...) Jene Titel waren von mir seinerzeit ein Versuch, eben für Nichtmusiker einen
Anhaltspunkt und Wegweiser für den Gedanken- oder vielmehr Stimmungsgehalt
der einzelnen Satze und für das Verhaltnis derselben zueinander und zum Ganzen
zu geben. Dasz es mir nicht gelungen ist (wie es ja zum Teil nie gelingen kann) und
blosz zu Miszdeutungen schlimmster Sorte geführt hat, ist mir leider allzubald klar
geworden.’
’(.. .) Es gibt, von Beethoven angefangen, keine moderne Musik, die nicht ihr inneres
Programma hat. - Aber keine Mu-sik ist etwas wert, von der man dem Hörer zuerst
berichten musz, was darin erlebt ist - respektive was er zu erleben hat! - Und so
nochmals: pereat - jedes Programm! - Man musz eben Ohren und ein Herz
mitbringen und - nicht zuletzt - sich willig dem Rhapsoden hingeben. Ein Rest
Mysterium bleibt immer - selbst für den Schöpfer! (..
In zijn Levensherinneringen heeft de dirigent Felix von Wein-gartner (een der eersten
die Mahlers muziek uitvoerde) getuigd van zijn bewondering voor de Tweede en Derde
Symfonie, maar ook van zijn verontrusting over enkele van Mahlers muzikale
opvattingen, die hem als 'klassieke’ puritein vreemd voorkwamen: ’Hij besprak met
mij zijn zetting van Schuberts grote C-dur Symfonie, waarin hij de heerlijke melodie
van het scher-zotrio met drie trompetten had versterkt!
Hij verschrikte mij met de mededeling, dat hij van plan was het marsachtige gedeelte
van de finale van Beethovens Negende door een buiten de zaal opgesteld orkest te
laten spelen als een soort langzaam naderbij komende militaire muziek!’ (’De makke
oude tantes van beiderlei kunne rilden ervan’, zei Mahler zelf na de uitvoering, waarbij
hij ook nog aan de instrumentatie had gedokterd en zelfs enkele maten van het Scherzo
had weggelaten!).
Toen wij in Berlijn naar de repetitie van delen van de nieuwe, Derde Symfonie gingen
vroeg hij mij of de Koninklijke Kapel wel over acht hoorns beschikte. Op mijn antwoord
dat er zelfs tien waren, riep hij uit: ”Tien! Maar dan kan ik er nog twee stemmen
bijschrijven!” Ik dacht dat hij een grapje maakte, maar het bleek hem ernst te zijn.
”Waarom zouden die kerels in de kroeg zitten in plaats van bij mij te spelen” zei hij’.
Mahlers brandende eerzucht, als het er om ging naar buiten toe in toom gehouden
door een meesterlijke strategie, bracht hem op het juiste tijdstip naar Wenen. Er was
veel tegenstand en twijfel te overwinnen. De kringen die invloed konden uitoefenen
op een benoeming waren aanvankelijk tegen een jood als opera-directeur (Cosima
Wagner voorop).
Pas toen hij zich tot katholiek had laten dopen - wat hemzelf betrof beslist niet uit
opportunistische overwegingen - kreeg de partij die vóór hem was de overhand en
kon de top van de Olympus bestegen worden. Wenen! De 'Keizerlijke Hofopera’! Glans
en schittering. Ruime middelen. Gevestigde tradities. (Nog werden zingende
grootheden per hofrijtuig galant gehaald en gebracht!)