Page 45 - Mozaiek6
P. 45
Naast Wagner werd in Leipzig veelvuldig Weber uitgevoerd. Dit laatste vooral ook,
omdat Mahler hier zijn hart verloor zowel aan het werk van die componist als aan de
vrouw van diens kleinzoon, een artistieke legerkapitein. De ontdekking van de
verzameling poëzie Des Knaben Wunderhorn van Von Arnim en Brentano werd het
begin van een reeks prachtige liederen met orkestbegeleiding uit de jaren 1888 tot
1899 (oorspronkelijke titel: Humoresken). Met de jonge mevrouw Von Weber zijn
tenslotte snode plannen gesmeed voor een heimelijke vlucht naar een nieuw leven
op een volgende dirigenten-post. Op het station van Leipzig wachtte de vurige
aanbidder vergeefs op zijn uitverkorene. .. Droef berustend nam hij de trein naar
Boedapest om triest en eenzaam zijn werk als muziekdirecteur van de ’Koninklijke
Opera’ te beginnen.
1888/91, in drie jaren werden bergen verzet op artistiek en
organisatorisch gebied. Hier kwam hij in november 1889
eindelijk met zijn Eerste Symfonie in D genaamd Titan naar
Jean Paul (z.b.), voor de dag. Na een scherp conflict met de
nieuwe, één-armige intendant Zichy - zelf componist - wèg
uit Boedapest. Duitslands tweede kunststad, Hamburg, wacht.
1891/97, zes belangrijke jaren zes sporten van de steile ladder
naar de hoogste top: Wenen. De beklimming is een
moeizame, een via dolorosa, een martelgang gelijk. Want er
moest al die tijd vrijwel zonder ophouden gevochten worden met de karakterloze
’pachter’ van het Stedelijke Theater, een zeker Baruch Pohl, zich noemende Pollini,
in macht een halfgod, in werkelijkheid een alles aan onmiddellijk gewin opofferende
kleingeestige ondernemer. Mahler wilde hervormen, naar model-uitvoe-ringen
toewerken, Pollini saboteerde en treiterde waar hij kon. Mahler trachtte een hecht
ensemble op te bouwen, Pollini kende slechts ’sterren’ die gevleid moesten worden
of zingende en spelende ondergeschikten wier uitbuiting en vernedering als gunsten
werden uitgelegd. Het was een stille strijd op leven en dood en het is een wonder dat
Mahlers geestkracht hier niet brak.
In Thema en variaties heeft de grote dirigent Bruno Walter verteld hoe hij als
achttienjarige koorrepetitor onder Mahlers hoede kwam: ’(• • •) ’Mahlers
pianorepetities waren onvergetelijke lessen voor mij, door zijn allesbeheersende
vindingrijke opmerkingen tot de zangers (. . .) zijn orkestrepetities echter, waar zijn
tirannieke persoonlijkheid door een methode die het midden hield tussen intimidatie
en aanmoediging de musici tot het uiterste van hun capaciteiten op voer de, maakte
een einde aan het sprankje zelfvertrouwen dat nog in mij was.’ (. . .) ’
ln dat gesprek (.. .) kwam inderdaad een soortgelijke toestand tot uiting als de zielsangst
van Mahler, zijn leed over het leed der wereld en zijn zoeken naar troost en verheffing,
en tenslotte draaide alles wat Mahler dacht en zei, las en componeerde om de vragen:
vanwaar, waarom, waarheen?’ (. ..) Mahler hield van de Oostenrijkse keuken en zei
vaak schertsend, dat iemand die niet van een bepaald gerecht hield een ezel was,
waarna hij de gasten vroeg of het hun smaakte (.. .)’