Page 1 - Mozaiek6
P. 1

DE VALSE NOTEN ZIJN ER!



        ’Deze keer werd ter discussie gesteld: muziek, die uit toevals-manipulaties is gevormd
        en grafieken, die door vertolkers tot klinken worden gebracht. Daarmee bewees men
        als het ware de strengheid van de reeksentechniek met haar volmaakte tegendeel.
        Vaststaat hier alleen de tijdsduur, die door de musici van tevoren vrijwillig in een
        afspraak is bepaald, over het nakomen waarvan een ’dirigent’ waakt, die een stopwatch
        voor zich heeft liggen. Het Pianoconcert van John Gage speelde men tweemaal, eerst
        in 5, daarna in 15 minuten. De titel pianoconcert is wel wat willekeurig gekozen: het
        kan  evengoed  violon-celloconcert,  tubaconcert,  concert  voor  ijzeren  pot,  voor

        sleutelbos, koebel of wekker genoemd worden (deze voorwerpen werden werkelijk
        gebruikt!).

        Het op de voorgrond plaatsen van de piano is in zoverre gerechtvaardigd, dat het zijn
        bespeler,  David  Tudor,  de  uiteenlopendste  mogelijkheden  tot  klankvoortbrenging
        bood: zo werd de toetsenrij met de hele onderarm bewerkt, het deksel toegeslagen,
        werden de snaren gerukt, met paukestokken of rollende melkflessen in trillingen met
        speciaal daartoe vervaardigde stukjes gummi tot piepen gebracht. Maar de andere
        medewerkenden  bleven  daarbij  nauwelijks  achter:  de  contra-bassist  ontlokte  zijn

        instrument ook tonen door ermee op de vloer te stampen, de klarinettist speelde niet
        alleen op zijn hele instrument, maar ook op zijn samenstellende delen, het slagwerk
        werd  zowel  betimmerd  als  omvergegooid,  zo  nu  en  dan  ging  iemand  (van  de
        medewerkenden)  naar  een  zaaldeur,  opende  haar,  sloeg  haar  dan  hard  dicht  en
        plotseling trok iemand anders (van de medewerkenden) een revolver en knalde er op
        los.

        Natuurlijk, het publiek werd door deze shock-behandeling opgewekt tot een spontane
        reactie, die uit lachen, joelen, sst-geroep, fluiten, applaudisseren en kreten als: ”wat

        een rotzooi”, "ophouden!”, maar ook ”da capo!” bestond, begeleid door ge-miauw,
        kikeriki-geroep en opgewonden debatten. Bewonderenswaardig was, dat de gerokte
        musici in deze heksenketel ernstig konden blijven, te meer, daar zij zich slechts voor
        een klein deel op het podium bevonden, verder echter in de gehele zaal verstrooid
        waren  neergezet:  in  het  parket,  op  de  galerij,  voor,  achter,  links,  rechts,  boven,
        beneden,  hetgeen  de  algemene  wanorde  vanzelfsprekend  nog  vergrootte,  die
        overigens merkwaardigerwijs haar hoogtepunten bereikte, wanneer er helemaal niets
                                              gebeurde,  er  minutenlange  stilte  heerste,  waarin  de
                                              dirigent hardnekkig voor minutenwijzer speelde. . .


                                              Een  heel  bekend  componist  hoorde  ik  bij  het  naar
                                              buiten gaan zuchten: ’En wij sloven ons nog af met het
                                              twaalftoonssysteem.. (Uit een recensie in het Weense
                                              blad ’Der Opernfreund’, december 1959.)
   1   2   3   4   5   6