Page 2 - Mozaiek6
P. 2
In 1908 doet Amold Schoenberg (1874-1951) de
beslissende stap, die er mede toe zal bijdragen, dat een
halve eeuw later muzikale toestanden kunnen heersen
als waarvan bovenstaande recensie getuigt: ’themaloze’,
'atonale’, met 12 slechts op elkaar betrokken halve tonen
van het octaaf geconstrueerde muziek, in zijn opus 11,
Drei Klavierstücke en zijn opus 16, Funf Orchesterstücke.
Beseft hij wat hij ontketent? Dat lijkt wel zo, want hij
begint tegelijkertijd te zoeken naar geloofwaardige
formuleringen van de banden met het verleden en naar
bruikbare componeerregels voor de toekomst.
Wat de eerste betreft moet hij zich in allerlei bochten
wringen in zijn Harmonielehre (1911), die dan ook
weinig waarlijk 'nieuws’ bevat of duidelijk verklaart, en
zelfs de verbazingwekkende vaststelling inhoudt, dat de
tonaliteit (toonsoort) 'een der dankbaarste middelen tot het bereiken van muzikale
vorm’ is! Over de tweede kan hij pas 14 jaar later tegen een leerling zeggen: 'Ik heb
een ontdekking gedaan die de hegemonie van de Duitse muziek in de volgende honderd
jaar verzekert.’
Dat slaat op de twaalftoons-, ’dodecafonische’ of 'seriële’ compositietechniek, waarvan
het vaderschap hem overigens door Josef Matthias Hauer is betwist. Hoewel
versluiering van de tonaliteit en het gebruik van twee toonsoorten tegelijk (bi-tonaliteit)
vóór 1908 al bij Wagner, Puccini, R. Strauss e.a. te vinden is, af gezien van de
nog-niet-toonsoorten-fixerende polyfonie van de 15e en 16e eeuw, en hoewel
twaalftoonsthema's reeds voorkwamen bij Bach (2e fuga in b van het Wohltemperiertes
Klavier), Liszt (Faust-Symphonie) en R. Strauss (Also sprach Zarathustra), komt
Schoenberg de eer toe de eerste werkelijk valse noten te hebben geschreven, maar
ook te hebben 'georganiseerd' in nieuwe compositievoorschriften. H. H.
Stuckenschmidt zegt het zo (in 'Die Musik in Geschichte und Gegenwart’):
'De crisis van de tonaliteit, in de avondlandse muziek latent aanwezig sinds de
invoering van de getempereerde stemming
(’gelijkzwevende temperatuur’) aan het eind
van de 17e eeuw, is door Schoenbergs
consequente stap niet veroorzaakt, maar
beëindigd.'
En intussen gaat Schoenberg voort met zijn
leerlingen, w.o. Alban Berg en Anton
Webern de muzikale problemen te verklaren
aan de hand van werken van Beethoven,
Wagner en Brahms .. .