Page 3 - Mozaiek6
P. 3
Welke termen en begrippen zijn de muziekminnaars voorgezet sedert de vermorzeling
van harmonie en toonsoort? Welke ’soorten muziek’ zijn in die halve eeuw de revue
gepasseerd?
Een bescheiden keuze:
A-tonaal is een term, waar zelfs Schoenberg c.s. het land aan hadden, omdat hij iets
geheel negatiefs aanduidt, zoals a-muzikaal, a-symmetrisch, a-sociaal, a-moreel, enz.
en niet aangeeft, dat het hier gaat om muziek, waarin alle twaalf halve tonen binnen
het octaaf gelijkwaardig geworden zijn, zonder een 'functie’ in een samenklank (als
'grote en kleine terts’, 'overmatige kwart’), waarmee ook de overgeleverde harmonie-
en akkoord-leer en zelfs de melodie-leer verviel, zodat een geheel nieuwe
muziektheorie en compositieleer ontworpen moest worden. Met bi-tonaliteit en
pluri-tonaliteit ontstond een soort a-tonaliteit door het boven en door elkaar heen
gebruiken van twee en meer tonaliteiten = toonsoorten of toonaarden.
Micro-tonaal heet de muziek waarin gewerkt wordt met kleinere dan halve tonen, dus
derde tonen, kwarttonen, zesde en twaalfde tonen. Reeds bij de Grieken kende men
kwarttonen in het enharmonische toongeslacht; de Chinezen, Indiërs, Arabieren en
vele andere volken kenden en kennen uitsluitend ’microtonische’ muziek. Vicentino
bouwde in 1555 al een archicimbalo en een poosje later een archiorgano met 31
toetsen binnen één octaaf, de Haba’s en vele anderen propageerden het componeren
met kleinere dan halve toonsafstanden. Bartók paste in zijn Vioolconcert van 1938
kwarttonen toe op grond van zijn onderzoekingen op het terrein der volksliederen uit
den vreemde (maar de uitgever bracht ze, als zijnde 'onpraktisch’ terug tot halve
tonen!). Internationaal vermaard geworden is het ’31-toonsorgel’, dat de Nederlandse
professor Fokker liet bouwen in het Teyler Instituut te Haarlem, gebaseerd op de
stemming van Chr. Huygens. Vele ’moderne’ componisten zoeken nog naar de juiste
toepassing der micro-tonale mogelijkheden.
Dodecafonische muziek moet zich houden aan de door Schoenberg in het begin van
de twintiger jaren (door Hauer, volgens hemzelf al eerder en anders) ontworpen regels
voor het componeren met twaalf halve tonen. Hauer heeft uitgerekend dat er 479
miljoen combinaties met die twaalf halve tonen mogelijk zijn; nieuwe, strenge regels
moésten deze wel aan banden leggen om een chaos te voorkomen. Het allereerste
der consequent-dodecafonische ('seriële', dus van series, reeksen of rijen tonen
uitgaande) composities van Schoenberg staat in zijn opus 23, Funf Klavierstücke
(1920-’23); daarin luidt de twaalftoonsreeks van no. 5 (’Walzer’) aldus: