Page 8 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 8

lengte, die de tonen der schaal aangeven. Onder de krijgsinstrumenten
           komen verschillende soorten van trompetten voor.

              Een bijzonder soort van instrument is de Cheng. Het bestaat uit
           twaalf tot vier en twintig pijpen van bamboes, die op een ketelvormige

           windlade geplaatst zijn en wier klankgaten door den bespeler geopend
           of gesloten worden. De aan het instrument aangebrachte tuit dient den
           bespeler om er den noodigen wind in te blazen.

              De Chineesche muziek telt slechts weinig snaarinstrumenten ; want
           de mandolines en guitaren die zij gebruikt, zijn geen oorspronkelijk





































           Chineesche instrumenten, maar vermoedelijk uit Perzië of Hindostan

           afkomstig. Ook enkele strijkinstrumenten, met zijden snaren, behooren
           tot de buitenlandsche, Als inheemsche snaarinstrumenten kennen de

           Chineezen slechts de Afin, een soort van lier, en de Ché, een tafel-
           vormig instrument, een soort van hakkebord , met 25 snaren bespannen.

              Volgens den reeds genoemden prins Tsay-yu plachten de C/ié-spelers,
           wanneer zij muziek maakten, de oogen te sluiten, om niet door iets
           gestoord te worden in hun aandacht. Dit was de oorzaak, dat zij bij

           het volk den naam van „Blinden                 ”  hadden.
              De Ché werd steeds te zamen met de Po- fou aangewend. Dit laatste
   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13