Page 10 - Handboek Muziek Geschiedenis
P. 10

DE INDIËRS.




             De oude Indiërs laten hun muziek onmiddellijk van de góden afstam                               -

          men. S a r a s v a t i, de echtgenoote van B r a h m a, schonk volgens hen
          aan de menschen het schoonste van alle muziekinstrumenten : de Vina.
          Daarom wordt Sarasvati de beschermster der toonkunst genoemd.

             In de Veda, de heilige boeken der Brahmanen, en bepaaldelijk in
          de Rigveda (omstreeks 1500 v. Chr.) vindt men reeds hymnes, waarbij
          op de medewerking van muziek is gerekend.


             De Brahmanen bewaarden een groot aantal oude zangen, waaraan
          zij goddelijke kracht toekenden. Sommige melodieën konden, naar hun
          meening, groote wonderen verrichten, o. a. menschen en dieren dwingen,

          zich volgens den wil van den zanger te bewegen. Er waren ook ver                                  -
          boden melodieën ; als men die zong, werd men door het vuur verteerd.

          Een andere melodie bezat de toovermacht, den regen aan te trekken,
          nog een andere, de zon te verduisteren, enz.

             De oudste toonladder der Indiërs komt geheel overeen met de uit
          vijf trappen bestaande Chineesche, waardoor een nieuw bewijs geleverd
          wordt voor de nauwe betrekking, die oudtijds tusschen beide volken

          moet hebben bestaan. Ook werd in Indië, evenals in China, na verloop
          van tijd de oude toonladder van vijf tot een van zeven trappen uitgebreid.

             Zeven tonen, driemaal, in drie octaven, herhaald, maken een en
          twintig intervallen uit ; dientengevolge berust de indische muziek op de
          basis van de natuurlijke diatonische schaal en van het octavenstelsel.

             Een eigenaardigheid van de Indische toonschaal is, dat men haar
          indeelde in groote en kleine heele tonen, alsmede in halve tonen. Elke
   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15